Het idee is onuitroeibaar: een verpleeghuis is het voorgeborchte van de hel. Maar is dat beeld eigenlijk wel gerechtvaardigd? Veel bewoners zelf denken daar heel anders over. Het verpleeghuis confronteert ons met onze vergankelijkheid en daar willen we liever niet van weten. Geconcentreerd smeert meneer Harmsen pindakaas tussen de klodders margarine op zijn boterham. Het mes blijft plakken. Hij probeert het los te krijgen, de boterham belandt naast zijn bord op het tafelkleed, natuurlijk met de besmeerde kant naar beneden. Daar strooit hij nog wat hagelslag eroverheen – hij is dol op chocolade – en probeert de boterham aan stukken te snijden. Uiteindelijk weet hij een halve boterham in zijn mond te stoppen, zijn vingers zijn besmeurd met pindakaas. Hij neemt een slok chocomel, langs zijn kin druppelt een straaltje op zijn overhemd. Naast hem lurkt mevrouw Van Dalen aan haar plastic tuitbeker met groentesoep. Aan een andere tafel zit een verzorgster naast het hoge bed van tante Rie en propt zachtjes witte broodblokjes met jam in haar ingevallen mond. Af en toe kijkt ze de huiskamer rond, maar ze komt meneer Harmsen niet te hulp. Ook de vrijwilligster die redderend rondgaat laat hem modderen. Ze staan er met z'n tweeën voor, de rest van het personeel is lunchen. Hoe is het mogelijk, dacht ik aanvankelijk hoofdschuddend terwijl ik mijn oude vriend Henk een slokje karnemelk gaf, dat er net tijdens de lunch zo weinig personeel is. Dat moet toch anders geregeld kunnen worden. Is dat nu het beruchte personeelstekort in de zorg dat om zich heen grijpt? Het heeft er alle schijn van, maar toch is er hier iets anders aan de hand. De meeste bewoners van Beukenlaan 6 – een psychogeriatrische afdeling van een verpleeghuis – moeten nog zelf eten, 'handen op de rug' krijgen de verzorgsters als opdracht mee. Het valt niet mee, het geknoei van meneer Harmsen aan te zien en niets te doen, maar het is onderdeel van zijn zorgplan. Hij kán het nog zelf, als hij te veel geholpen wordt, gaat zijn fijne motoriek nog sneller achteruit en wordt hij eerder dan nodig volkomen afhankelijk. Ik herinner me ook andere perioden op dezelfde afdeling, toen moest tweederde van de bewoners gevoerd worden. Nooit zullen ze naar een verpleeghuis gaan, hoor ik gezonde volwassenen vaak roepen. Als je je in een verpleeghuis laat duwen ben je een sukkel, een loser. Ze zijn er wel eens geweest, het is het voorgeborchte van de hel. Al die ouderen die de godganse dag aan tafel zitten of voor het raam in een rolstoel, in zichzelf gekeerd, suffend, kwijlend. De lucht is dik van verveling, om te stikken. Dat is toch mensonwaardig. Nee, zij zullen tijdig hun maatregelen nemen, zij laten niet met zich sollen. Nooit zullen ze zo diep zinken dat ze de regie over hun eigen leven verliezen. mensonwaardig? Gebrek aan voorstellingsvermogen is dat. Het 'ik spreek je later nog wel eens' brandt op mijn lippen. Goed, het is vaak even schrikken een eerste bezoek aan een verpleeghuis. Niet omdat het er nu per se zo verschrikkelijk is, maar omdat de bewoners zo oud en krakkemikkig zijn en niet lijken op de vitale senioren die ons in media en reclame toelachen en die wij graag als ons voorland zien. Het verpleeghuis drukt ons met de neus op onze vergankelijkheid. De vergrijzing van Nederland gaat over ons, volwassenen tussen de twintig en zestig. We worden met z'n allen steeds ouder, dus komen we massaal op een leeftijd waarop dementie en beroertes toeslaan, aandoeningen waarmee je nog jaren, vaak zeer hulpbehoevend, verder kunt leven. Momenteel zijn er zo'n 175 duizend mensen met dementie, in 2050 zullen het er volgens de Gezondheidsraad rond de 412 duizend zijn. Het aantal mensen dat met de gevolgen van een beroerte leeft is nu 120 duizend, het is de belangrijkste oorzaak van invaliditeit in ons land, jaarlijks worden dertigduizend mensen voor het eerst door een beroerte getroffen. En dan komen daar al die mensen met andere ouderdomsaandoeningen zoals hartfalen nog bij. Voor velen van ons zal er een moment komen waarop thuiszorg niet meer volstaat. Of waarop de vraag rijst of het wel zo prettig is om in je piere-eentje thuis in een rolstoel je laatste dagen te slijten tussen steeds meer elektronische hulpmiddelen, en viermaal daags een verzorgster in en uit te zien vliegen voor je persoonlijke verzorging. Telkens een andere, ook dat nog. Dan kan een verpleeghuis een uitkomst worden. Hoe het ook zij, verpleeghuiszorg in een of andere vorm, zal voor steeds meer mensen het laatste station worden. Is dat wel zo erg? Ja, het is erg, in zoverre de condition humaine nu eenmaal erg is. Of zoals Schopenhauer opmerkte – en zie daar maar eens een speld tussen te krijgen – : 'Het allerergste komt nog.' Niet meer kunnen lopen, gevoerd moeten worden, in je broek poepen, bang zijn, boos, onbedaarlijk moeten huilen, pijn hebben, buiten zinnen raken. Dat is waarmee het verpleeghuis ons confronteert: een heel huis vol aftakeling, ziekte en nakende dood. Maar of dat mensonwaardig is? Ik zou niet weten waarom. Het is de actieve volwassene, in de kracht van zijn leven, die het niet kan aanzien. Het zijn de zoons en dochters die hun ouders bij het verpleeghuis hebben afgeleverd, omdat het echt niet meer ging, omdat het gevaarlijk werd, en die gebukt onder schuldgevoel op hoge toon het beste eisen. En dat beste is dan vervolgens nooit goed genoeg. na jaren van liefdevolle verzorging Wie beweert dat de verpleeghuiszorg in Nederland zo slecht niet is, wordt bedolven onder voorbeelden van het tegendeel. Die worden rondverteld, die halen de krant en soms zijn ze ook ten hemel schreiend, maar daar gaat het nu niet om. Er is ook nog iets anders, een minder luide boodschap die je doorgaans alleen gedrukt in overlijdensadvertenties aantreft: 'na jaren van liefdevolle verzorging in huize…' Bewoners van verpleeg- en verzorgingshuizen zijn in grote lijnen tevreden, zo bleek deze zomer uit 'Alles naar wens? Kwaliteitsonderzoek in verpleging en verzorging', de derde rapportage van de Stichting Cliënt & Kwaliteit. De Stichting is geen initiatief van de instellingen zelf maar een werkmaatschappij van cliëntenorganisaties. Meer dan achtduizend bewoners of hun contactpersonen bij 227 zorginstellingen zijn ondervraagd, plus de cliëntenraden en het management. Bewoners kunnen hun dag indelen zoals ze dat zelf willen, het personeel is vriendelijk, de maaltijden zien er verzorgd uit en de was is schoon. Ook vindt ruim driekwart dat er genoeg activiteiten worden georganiseerd, al zouden velen wel graag wat vaker naar buiten gaan. Grote wrevel wekt de uitdrukking 'We komen zo', dat kunnen bewoners niet meer hóren, en een op de drie vindt dat de verzorging te gehaast gebeurt. Verder willen veel bewoners graag dat het personeel naamplaatjes draagt met grote letters, vooral omdat er zoveel personeelswisselingen zijn. Het zijn allemaal klachten die vooral voortkomen uit gebrek aan tijd en personeel. Als sleutelbegrippen voor goede zorg gelden: voldoende persoonlijke aandacht, respect en zoveel mogelijk behoud van zelfstandigheid. Dus knoeit meneer Harmsen met zijn eten, houdt tante Rie haar mond open in de verwachting dat er iets in wordt gestopt en eten vier gedistingeerde dames gezamenlijk aan een ronde tafel hun maaltijden. Tot mevrouw Wouters ineens opstaat en de verzorgster trillend als een espenblad aanklampt: 'Waar is mijn man?' Het meisje slikt even en zegt dan dat hij dood is, weet ze dat niet meer, een jaar geleden, haar kinderen waren erbij. Mevrouw Wouters wordt vuurrood en wanhopig huilend zakt ze neer in haar leunstoel. De verzorgster komt even bij haar zitten, aait over haar wang, praat en aait. Dagen gaat het nu al zo, telkens weer die vraag, die vreselijke mededeling, telkens weer dat nieuwe verdriet. Mevrouw Wouters verkeert op het randje, haar wordt nog de waarheid verteld, maar lang zal dat niet meer duren. De tijd is bijna aangebroken dat ze niet meer merkt of haar man dood is of leeft, en dat ze door elkaar husselt of hij haar man, vader of zoon is, die belangrijke steun en toeverlaat in haar leven. condition humaine Ouderen scheppen zich vaak weer ouders. Veilig moeten ze zich weten. Ze vragen hun kinderen raad, laten zich door hen de les lezen, zoeken steun bij hen en nestwarmte. Ieder volwassen kind kent dat omslagpunt, 'moeder is oud geworden' zeggen we dan en voelen ons al licht verweesd. Terwijl onze eigen kinderen het heft in eigen hand gaan nemen, besteden onze ouders de regie over hun leven steeds meer aan ons uit. Eerst omdat ze moe zijn, minder aankunnen, de grip kwijtraken; later – in het geval ze naar het verpleeghuis gaan – omdat wij die in het volle leven staan wel zullen weten wat goed voor hen is; en uiteindelijk omdat ze als een grote oude baby in bed liggen, mondjesmaat gevoerd worden en alleen nog reageren als we wiegeliedjes zingen, strelen en murmelen dat het goed is. Dat is de condition humaine, we beginnen als baby en hoe ouder we worden des te groter is de kans dat we weer als baby eindigen. Er is één cruciaal verschil: de richting. De een ontwikkelt zich, de ander takelt af. Een baby volgt een opgaande lijn, leert snel, eigent zich de wereld om hem heen geleidelijk toe, wordt steeds zelfstandiger; een oudere volgt een neergaande lijn: hij raakt zijn lichamelijke en geestelijke vermogens kwijt, verliest de grip op zijn buiten- en binnenwereld en wordt steeds hulpelozer. Verkindsen heette dat vroeger – 'door hoge ouderdom zwak van geest worden' volgens het woordenboek – maar al jaren staat dat woord nummer 1 in de top 10 van verboden woorden. Een prachtig woord, er is geen beter woord, er is geen woord dat preciezer uitdrukt wat er — in elk geval fenomenologisch — gebeurt. Wat is er mis met verkindsen? Het woord zou van gebrek aan respect getuigen. Net zoals een demente toespreken als een kind, dat mag ook niet. En in de praktijk doet iedereen het. Of andere met kinderen geassocieerde woorden als voeren en luier, ook die zijn taboe in de ouderenzorg. Een luier heet een inlegger of 'tena' (naar het merk). Maar wat is dan toch dat respect? De ander hoe dan ook tegemoettreden als volwassen, zelfstandig, zelfbeschikkend medemens? Onhoudbaar lijkt me. Daarmee doe je zowel een kind als een dementerende oudere ernstig tekort. Alles draait altijd om de volwassene, hij ziet zichzelf als de meest volledige mens, op volwassen leeftijd is hij het meest zichzelf, als volwassene moeten we hem serieus nemen. Niet het kind dat die volwassene óók eens was, of de puber, niet de demente die die volwassene misschien wordt. Nee, het is de volwassene die zichzelf zo serieus neemt, zo op een voetstuk plaatst dat hij de gedachte niet verdraagt dat hij misschien weer gaat verkindsen. In zijn vaandel staat zijn volwassen gelijk geschreven en hij zwaait er verwoed mee om de angst te verdrijven voor het moment dat hij zijn lot niet meer in eigen hand heeft. De volwassene lijdt aan het onvermogen zich voor te stellen dat zijn bewustzijn verandert als hij ziek of ouder wordt en al helemaal als hij verkindst. Het liefst zou hij dat toekomstige verkindste bewustzijn onder curatele van zijn huidige bewustzijn laten stellen. Dat zou gebeuren als een wilsbeschikking het laatste woord zou hebben over zijn toekomstig dementerend bestaan. Het is maar goed dat een aftakelend lichaam niet wordt geregeerd door het bewustzijn van een zelfbeschikkende volwassene, of erger nog zo'n bewustzijn hééft. Een poepbroek van een kind is niet zo erg, dat gaat over, hij moet nog zindelijk worden en bouwt aan zijn decorum, op weg naar de volwassenheid, maar een onafhankelijke volwassene aftakelend met een poepbroek in de huiskamer. Mensonterend! Gelukkig kan het de verkindsende oudere zelf gaandeweg steeds minder schelen, omdat hij langzaam afglijdt naar een vegetatieve staat waarin decorum niet meer telt. Gelukkig verandert zijn bewustzijn met zijn lichaam mee. De moeilijkste fasen zijn die waarin dat niet zo is, omgekeerde groeistuipen zijn dat, en die doen pijn. dreigend gebrek aan zorg De parallellen tussen kinderen en ouderen liggen voor het oprapen, ze zijn mooi in hun eenvoud, ze hebben praktisch nut en toch laat bijna iedereen ze liggen. De belangrijkste is dat kinderen en ouderen overgeleverd zijn aan hun omgeving. De afgelopen jaren heb ik veel verschillende verpleeghuizen bezocht en in de meeste kon ik mezelf in oude, verkindste staat redelijk tot goed voorstellen. Voor het eindeloze geduld van verzorgenden kon ik alleen maar bewondering hebben, voor de kneepjes van het vak die het gesol met mensen inperken, voor hun vermogen om boosheid, agressie en verdriet niet op zichzelf te betrekken. De meeste verzorgenden gaven iedere bewoner de aandacht en verzorging die bij hem en het stadium van zijn aftakeling paste. Dat ze dat opbrengen heeft veel te maken met de moederlijke, beschermende, tedere gevoelens die ouderen – net als kinderen – bij volwassenen oproepen. Dat heeft de natuur goed geregeld. Toch denk ik soms met angst en beven aan de toekomst, de mijne ook. Naar oud en gebrekkig worden ziet niemand uit, maar pas echt bedreigend wordt het bij gebrek aan zorg. En daar stevenen we nu keihard op af. Want de vergrijzing levert een enorme groei van de behoefte aan zorg op. De Gezondheidsraad becijferde dat in 2000 tegenover elke dementerende nog 63 potentiële werknemers stonden, dat dat er in 2010 nog maar 55 zullen zijn en in 2050 een schamele 27. Meer efficiëntie is de toverformule die uit Den Haag komt, de vorige staatssecretaris van VWS, Ross-van Dorp, wilde dat verpleeg- en verzorgingshuizen dit jaar ruim zestig miljoen euro zouden bezuinigen door efficiënter te gaan werken. Dat betekent meer doen in kortere tijd, automatiseren, standaardiseren, net zoals dat gebeurt in de productie en dienstverlening. In de service werkt al bijna geen levende ziel meer ›veel te duur‹ daar moeten pinautomaten, automatische telefoonstemmen en websites mensen van vlees en bloed vervangen. Met steeds minder mensen steeds meer doen. Zelfs in het ziekenhuis gebeurt dat, en tot op zekere hoogte kan dat bij genezen (cure). Maar bij zorg (care) is het ondenkbaar. Zorg draait om menselijk contact, het is niets zonder dat. Daarvoor is tijd nodig en tijd wordt steeds duurder, het is het kostbaarste wat we hebben. Tijd betekent heel simpel dat verzorgsters 's ochtends niet binnen komen stormen met de washand in de aanslag, maar iemand eerst rustig wakker laten worden. Op veel kan bezuinigd worden ›hulpmiddelen en therapieën zijn echt vers twee‹ maar niet op tijd en aandacht. Als we die niet over hebben voor hulpbehoevende ouderen dan verworden verpleeghuizen inderdaad in snel tempo tot de infernale oorden waarvoor velen ze nu al houden
Taal / Language
Boeken
- About Prey. A year of hunting
- Berichten van een naderend einde (fragment)
- Beute. Mein Jahr auf der Jagd
- Blankow oder Das Verlangen nach Heimat
- Blankow of het verlangen naar Heimat
- Buit. Een jachtjaar
- De beleidsmachine
- De jaagster
- Doodsberichten
- Het land van Lely. Reisboek in 103 stukken
- Kleurrijk ondernemen
- Leven met hiv
- Steden zonder geheugen. In het voetspoor van Isaak Babel
- Stof tot stof
- SWR-Bestenliste 2010
- Tatzen im Schnee
- Van Brody naar Berestetsjko
- ‘Jochen, schaff dir eine Kuh an’