Het is 1984. In een theater in Oost-Berlijn gaat het toneelstuk Verhaal van de liefde in première. In de loge laat Stasi-Hauptmann Gerd Wiesler zijn toneelkijker over het publiek glijden. De hele culturele top is aanwezig, op de derde rij zit de minister van Cultuur. Dan laat Wiesler zijn blik op Georg Dreyman rusten, de schrijver van het stuk. ‘Dat is precies het arrogante type, waarvoor ik mijn studenten altijd waarschuw,’ zegt hij tegen zijn baas naast hem. Deze haalt zijn schouders op: Dreyman is sauber, trouw aan de Partij. ‘Hij is de enige DDR-auteur die niets verdachts schrijft en toch in het Westen wordt gelezen. Voor hem is de DDR het beste land ter wereld.’ ‘Ik zou hem laten schaduwen,’ houdt Wiesler vol. Hij is zo op Dreyman gebeten dat hij zelf graag een OPK, operative Personenkontrolle, zou uitvoeren. In een onderonsje na de voorstelling belooft de cultuurminister Wieslers baas dat deze voortaan op zijn steun in het Centraal Comité kan rekenen, als hij Dreyman uitschakelt, hij knutselt maar een verdenking in elkaar. De minister heeft namelijk zijn zinnen op Dreymans vriendin gezet, de hoofdrolspeelster van die avond. Twee dagen later zit HGW XX/7 ofwel Wiesler tussen de hanenbalken aan een afluistercentrale, beneden in Dreymans appartement is elke ruimte met microfoons ontsloten, zijn telefoon wordt getapt, boven de buitendeur hangt een camera. De speelfilm Das Leben der Anderen is op 27 februari in Nederland in première gegaan en kreeg een maand eerder op het Rotterdams Filmfestival de KPN Publieksprijs. Hij is genomineerd voor een Oscar en in Duitsland begon de prijzenregen zelfs al voordat de film daar in maart 2006 uitkwam. Tot dan toe hadden ze in Duitsland massaal gelachen om films over de DDR: de komedies Sonnenallee (1999), Goodbye, Lenin! (2003) en nog een handjevol andere. Aanvankelijk waren die films een opluchting, blijkbaar kon je lichtvoetig met de DDR omgaan. De ostalgie dijde uit, ze bleek een verkoopsucces, werd tot kitsch. Het recept was eenvoudig: Spreewaldaugurken, Plattenbau, Trabanten, een Saksische tongval, kortom een land vol goedmoedige sukkels, een operettedictatuur. En daar bleef het bij. Na een tijdje waren de West-Duitsers wel klaar met de DDR. En Stasifunctionarissen begonnen in het openbaar te protesteren tegen het beeld van de DDR als dictatuur – ze eisten rehabilitatie. Tegelijkertijd nam de weerzin toe. Werden de DDR en haar burgers niet al te belachelijk gemaakt? Werd het verleden niet weggelachen? Was het allemaal wel zo onschuldig? Valt er dan werkelijk niets te verwerken? En toen was er dan Das Leben der Anderen, eindelijk een serieuze speelfilm die de praktijken van de staatsveiligheidsdienst, een van de pijlers van de DDR, aan de kaak stelde. De minister van Cultuur en Media, Bernd Neumann, nodigde politieke kopstukken voor een voorpremière uit en sprak over ‘een fantastische film, die de jongste Duitse geschiedenis zeer emotioneel in beeld brengt’. De DDR met haar fijnmazige geheime dienst stond van de ene op de andere dag in het brandpunt van de publieke belangstelling – in Oost én West. Dat kwam goed uit, de regering had net een commissie ingesteld, die voor de ‘Verwerking van de SED-dictatuur’ mooie plannen had bedacht: een forum, een onderzoeks- en documentatiecentrum en officiële gedenkplaatsen. Het aftandse thema DDR was talk of the town – met dank aan regisseur Florian Henckel von Donnersmarck. Maar zo eenvoudig ging dat natuurlijk niet. Ook de naoorlogse Duitse geschiedenis is er een vol landmijnen. De zender Deutschland-Radio vatte de reacties op de film als volgt samen: ‘Verwerking van de geschiedenis of kassamagneet? Cultfilm of politieke onkunde? Levende geschiedenis of preventief vrijspreken van werkelijke daders?’ Elk detail in de film klopt, zeggen oud-Stasifunctionarissen en –slachtoffers, en hun bewondering geldt het feit dat een West-Duitser dat voor elkaar heeft gekregen. Toch zeggen even zovele: Zo was het helemaal niet. Nogmaals Deutschland-Radio, die kritiekpunten verzamelde: ‘Zat een Stasi-officier die een Operative Vorgang leidde zelf aan de afluisterapparaatuur en typte verslagen? Nee. Was hij erbij wanneer de afluisterapparatuur in de woning werd aangebracht? Zeer onwaarschijnlijk. Zijn er gevallen bekend, waarin een undercover-agent van het ministerie voor Staatsveiligheid zijn slachtoffer te hulp schoot en in het diepste geheim bewijsmiddelen liet verdwijnen – en zo ja, zou dit dan slechts een strafoverplaatsing tot gevolg hebben gehad? Nee, de betrokkene zou zeker op een onderzoek en gevangenschap hebben moeten rekenen.’ De lijst met voorbeelden is naar believen te verlengen, maar de vraag is: doet het er toe of het wel of het niet zo was? Moet het dan werkelijk zo geweest zijn?Niet per se. Donnersmarck wilde dat zijn film authentiek was, maar hij wilde niet naar het realisme afglijden, de film moest juist hyperrealistisch zijn, een uitvergroting, een hyperbool. Dat is gelukt. De ‘operettes’ over de DDR zijn opgevolgd door een ‘opera’. En daarmee zijn we een stap verder. Das Leben der Anderen is een film die onomwonden over de grote thema’s gaat: over goed en kwaad, over liefde en verraad. De lijnen zijn duidelijk getrokken, de rollen scherp afgebakend, de film is beladen met symboliek. Niet voor niets speelt hij in het jaar 1984, zodat het – inmiddels tamelijk sleetse – literaire idioom van de dictatuur meeresoneert. Regisseur Donnersmarck wilde helemaal geen film over de Stasi maken. De Stasi is slechts de tot de verbeelding sprekende context voor zijn eigen thematiek. In het dagblad Die Welt zei hij begin vorig jaar: ‘Mijn film gaat over het vermogen van de mens voor het goede te kiezen, ongeacht hoe ver hij al op de verkeerde weg is voortgeschreden.’ Tussen de hanenbalken hoort Stasi-man Wiesler hoe de toneelschrijver en zijn vriendin de liefde bedrijven, en je ziet hem weekhartig worden. Als de limousine van de minister de actrice enkele dagen later thuis afzet, begrijpt Wiesler dat zijn werk alleen de begeerte van de Partijbons dient en schiet de eerste barst in zijn politieke onwrikbaarheid. En dan gaat het snel. In zijn troosteloze flat leest hij romantische zinnen over liefde in een boek van Brecht, dat hij uit Dreymans woning heeft gestolen. Wanneer Dreyman hoort dat zijn favoriete regisseur, die al tien jaar als dissident thuiszit, zich heeft verhangen, speelt hij op de piano de Sonate vom Guten Menschen. In de nok van het huis luistert Wiesler mee, stille tranen lopen over zijn wangen. Ondertussen zegt Dreyman tegen zijn vriendin: ‘Kan iemand die deze muziek heeft gehoord, ik bedoel echt gehoord, nog een slecht mens zijn?’ De vraag stellen is hem beantwoorden. HGW XX/7 is door de liefde en de kunst aangeraakt, hij begint zich heimelijk als Dreymans beschermengel in te zetten. De havik is duif geworden. Dat is het grote gebaar van de opera, het is even slikken. Ars en amor bewerkstelligen in een handomdraai het goede. Hier geeft Donnersmarck zijn romantische inborst bloot. En hier toont hij aan dat het hem niet om de Stasi, niet om het DDR-verleden gaat.Het is niet zo dat Donnersmarck dat verleden voor zijn film misbruikt, vindt Hubertus Knabe, historicus en directeur van de Gedenkstätte Berlin-Hohenschönhausen, de voormalige Stasi-gevangenis, maar zijn film draagt ook niet bij aan een juiste voorstelling van zaken. ‘Het gaat om een Stasi-officier die tot inkeer komt. Zulke Stasi-officieren waren er niet,’ zegt hij in de Volkskrant. Dat is een wel erg krasse uitspraak. Maar het is zeker zo kras, en pijnlijk bovendien, dat de eerste serieuze speelfilm over de Staatssicherheit als positieve held een Stasi-Hauptmann heeft. Dat heeft veel kwaad bloed gezet. Donnersmarck zelf gaat het niet aan, hij heeft ‘geen pedagogiek willen bedrijven’, hij heeft ‘alleen mooi en spannend vertier willen bieden’. De film heeft het maatschappelijk debat aangewakkerd, maar hij maakt de DDR tevens onschadelijk door Dreyman na de Wende een boek te laten schrijven met de titel Die Sonate vom Guten Menschen en de opdracht: ‘aan HGW XX/7 in dankbaarheid’. Het verleden is afgehandeld. Dat is aangenaam geruststellend. Maar geruststelling is misplaatst. Wat zich in de Sovjetbezettingszone heeft afgespeeld, heeft nog nauwelijks een plaats gekregen in het collectieve geheugen, in kunst en cultuur. Er zijn nog slechts omtrekkende bewegingen gemaakt, de tijd wordt rijp voor verdere toenaderingspogingen. Wat heeft er zich in de hoofden van de Wieslers en hun slachtoffers afgespeeld, hoe functioneerde de DDR op persoonlijk niveau, wat heeft dat met mensen gedaan? Het bouwsel van herinneren, verdringen, verwerken – dat gevoed en gevormd wordt door documenten, boeken, films, dagboeken, kunstwerken, toneelstukken, onderzoek, muziek, verhalen, foto’s, memoires – staat pas in de steigers. Met horten en stoten komen de werkzaamheden op gang. Ze worden gehinderd door stemmen die elke nuance smoren met een gemakzuchtig Westers gelijk achteraf, of stemmen die het naoorlogse verleden goedpraten, de dictatuur achteraf bagatelliseren, of die maar blijven herhalen dat het toch niets was in vergelijking met de verschrikkingen van de nazi-jaren – een effectieve strategie om slachtoffers monddood te maken. En om de kop in het zand te steken. ‘Alle problemen van het verleden zullen in de toekomst opgelost moeten worden,’ luidt de titel van een schilderij van A.R. Penck (Dresden, 1939), dat in het Kanzleramt in Berlijn hing. Het is tevens het thema van Jeder schweigt von etwas anderem, de documentaire van Marc Bauder en Dörte Franke die in september uit de schaduw van Das Leben der Anderen opdook. De documentaire uit de ZDF-serie Das kleine Fernsehspiel gaat verder waar Donnersmarcks film ophoudt. Net als Dreyman behoren de hoofdpersonen tot de ‘geïntegreerde generatie’: geboren in de jaren vijftig in de DDR uit ouders van de ‘opbouwgeneratie’. Toen het Stasi-net zich om Dreyman begon te sluiten, woonden Anne Gollin, Utz Rachowski en het echtpaar Matthias en Tine Storck al in de Bondsrepubliek, ze waren als politieke paria’s verkocht voor westerse valuta na twee jaar gevangenschap wegens staatsvijandige opruiing, verspreiding van schotschriften, het belachelijk maken van het socialisme in de openbaarheid en verijdelde republiekvlucht. In de film komen niet alleen zij, maar ook hun ouders en hun kinderen aan het woord – elke generatie apart. Zo wordt duidelijk hoe verschillend hun omgang met het DDR-verleden is, hoe elke generatie er op eigen wijze mee knokt, of daar nu stilletjes over wordt gezwegen, of onophoudelijk over wordt gesproken. De vader van Anne Gollin, die bij de politie was, vindt nog steeds dat zijn dochter terecht de consequenties van haar gedrag heeft moeten dragen. Tijdens haar gevangenschap zorgden haar ouders voor Sebastian, haar zoon van anderhalf. Hun trouw aan de staat werd pas echt op de proef gesteld toen Sebastian plotseling was verdwenen. Uiteindelijk vonden ze hem ergens op de quarantaine-afdeling van een ziekenhuis terug. ‘Dat deed me de das om,’ vertelt Annes moeder. ‘We mochten alleen door de gordijnen naar hem gluren.’ Haar mans gezicht verandert in een slagveld van zenuwtrekken, hij sluit zijn ogen. Anne Gollin vertelt dat haar zoon na haar vrijlating volledig van haar vervreemd was. ‘Onze kinderen,’ zegt ze, ‘lopen met onze last rond en wij kunnen ze er eigenlijk helemaal niet bij helpen hun problemen op te lossen. We kunnen maar één ding doen: ons terugtrekken, hen niet voor de voeten lopen.’ In de hele documentaire is Sebastian de aanwezigste afwezige. Pas aan het eind duikt hij op. Hij zit met zijn moeder op een terras in een koud zonnetje. Hij rookt, hij fronst zijn voorhoofd, de blik naar binnen, afwerend, zijn moeder zegt wat, hij mompelt wat terug, maar het geluid staat uit. Na een kwart eeuw wordt het leven van de hoofdpersonen uit Jeder schweigt von etwas anderem nog door hun DDR-verleden beheerst, zij ontkomen niet aan hun door het ministerie voor Staatsveiligheid gebrandmerkte lot. Ze zijn getraumatiseerd: het verleden blijft heden, alles wordt voortdurend herkauwd, in gedachten, in nachtmerries, overal, altijd. Maar verteren lukt niet. Hun kinderen behoren zonder overdrijving tot de psychosociale categorie tweede generatie: zij werden vanaf hun geboorte tot op de dag van vandaag met het trauma van hun ouders meegesleurd. ‘Andere ouders gingen met hun kinderen naar het pretpark,’ zegt Tine Storck, ‘wij gingen naar het Oosten om Stasiakten lezen.’ Als haar man dat wegwuift, zegt ze dat zij het moeilijk vindt kinderen bij te brengen dat zij en haar man geen keus hadden, dat ze wel met hun verleden aan de slag móesten. Dochter Hannah kan haar weerzin nauwelijks onderdrukken en zegt dat ze de verhalen van haar ouders soms niet meer kan horen: ‘Niet weer, dat thema, alsjeblieft!’ Natuurlijk vind ze het ook belangrijk dat de volgende generaties erover horen, ‘maar dat in de Stasiakten rondwoelen, ik weet niet wat dat oplevert. Wie wordt daar uiteindelijk beter van?’ Maar ze zegt ook: ‘Wanneer ik eraan denk dat ze maar iets ouder waren dan ik nu. Of ik dat zou kunnen, zo voor mijn mening uitkomen en mijn toekomst op het spel zetten? Dat bewonder ik toch wel aan ze. Maar het zijn desondanks toch ook gewoon maar mijn ouders.’ Matthias Storck schreef een boek over zijn leven, zijn twee oudsten hebben het gelezen, maar zijn er tegen hem nog nooit over begonnen. Hij wacht af. ‘Misschien vinden ze het ook allemaal moeilijk voorstelbaar, omdat de wereld die die ellende veroorzaakt heeft, niet meer bestaat. Voor hen.’ Ook met zijn eigen vader heeft hij er nadien niet over kunnen praten, hoewel ze beiden predikant waren, mannen van het Woord. Pas vlak voor zijn dood, toen het al te laat was, kwam Matthias Storck erachter dat zijn vader indertijd contacten met de Stasi had, en door hen werd gechanteerd, en dat hij nooit de moed had gehad dat zijn zoon te vertellen.Jeder schweigt von etwas anderem knijpt je de keel dicht. Naar schatting zijn een kwart miljoen DDR-burgers net als Gollin, Rachowski en de Storcks om politieke redenen achter de tralies verdwenen. En om hen heen leefde een wijde kring van familieleden, collega’s, buren in angst, ze moesten op hun tellen passen, waren verdacht. Ze waren bang, ze hebben gepraat, of waren zelfs Informelle Mitarbeiter van de Stasi en leefden eenzaam met hun overtuiging of verraad. Het leven in een socialistische utopie – die in de tijd van Koude Oorlog al snel verwerd tot een fijnmazige spionnensamenleving – heeft tot op de dag van vandaag zijn sporen achtergelaten. De verwerking daarvan is nog maar nauwelijks begonnen. Dat is ook niet zo vreemd: na de Tweede Wereldoorlog duurde het decennia voordat de Vergangenheitsaufarbeitung op gang kwam. Pas na een halve eeuw begon het ergens op te lijken: het collectieve geheugen groeide uit tot het imposante gelaagde bouwsel dat het nu is – en dat nooit afkomt. Eerst keren mensen hun gezicht naar de toekomst, dan merken ze dat aan de beelden van het verleden niet te ontkomen valt: door alle kieren en gaten blijven ze naar buiten dringen. Er ontstaan Erinnerungsräume. Ook Sebastian Gollin en de kinderen Storck zullen de last die ze van hun ouders erfden hoe dan ook vormgeven. Naar een motto van de schrijver W. G. Sebald: Zerstöret das Letzte, die Erinnerung nicht. De dvd van ‘Jeder schweigt von etwas anderen’ is vanaf half maart te koop via www.gmfilms.de
Taal / Language
Boeken
- About Prey. A year of hunting
- Berichten van een naderend einde (fragment)
- Beute. Mein Jahr auf der Jagd
- Blankow oder Das Verlangen nach Heimat
- Blankow of het verlangen naar Heimat
- Buit. Een jachtjaar
- De beleidsmachine
- De jaagster
- Doodsberichten
- Het land van Lely. Reisboek in 103 stukken
- Kleurrijk ondernemen
- Leven met hiv
- Steden zonder geheugen. In het voetspoor van Isaak Babel
- Stof tot stof
- SWR-Bestenliste 2010
- Tatzen im Schnee
- Van Brody naar Berestetsjko
- ‘Jochen, schaff dir eine Kuh an’