Ik bel aan bij een serviceflat. Mevrouw H. doet open. Ze is een oude, stijlvolle dame met een moeizame tred. We hebben een afspraak en ik stel me voor. 'Wat? Wat zegt u? Wat komt u doen?' Ik herhaal het nog een keer, duidelijker en langzamer. Aha, knikt ze, u komt van de vrijwillige terminale thuiszorg. Opgelucht laat ze me binnen. De woning is licht en kijkt uit op een grote plas, meneer H. ligt in een zijkamertje met een glazen deur ertussen zijn laatste dagen te leven. Hij heeft alvleesklierkanker, krijgt alleen nog medicijnen om zijn lijden te verlichten. De wijkverpleging komt tweemaal per dag en er is nachtzorg. Meneer H. heeft zich met zijn einde verzoend. Hij luistert nog graag naar muziek, zegt zijn vrouw, vrolijke liedjes van vroeger, en ook klassiek. Soms begint hij ineens iets te zingen. Hij is jaren bas geweest in een katholiek kerkkoor. Meneer H. maakt geluid, is hij wakker? Mevrouw H. staat op om me aan haar man voor te stellen. We overvallen hem een beetje. Hij prutst aan zijn gehoorapparaat. 'Ik moet even bijkomen', zegt hij verward. Zijn vrouw legt uit: 'Ik zit aan huis gekluisterd en zij komt af en toe hier zodat ik er even uit kan. Ik moet haar ook nog wat leren kennen', zegt ze. Hij lijkt het best te vinden. In de kamer zegt ze: 'Hij was ineens weer zo goed wakker, gek is dat hè.' Vergenoegd kijkt ze me aan en zegt dan: 'De verzorgsters die hier komen hebben allemaal donkere gezichten.' Eerst denk ik dat ze het figuurlijk bedoelt, in de zin van boze gezichten, maar ze bedoelt het letterlijk, ze ziet haast nooit meer een blank Nederlands gezicht. 'Het geeft niet hoor, ze zijn heel aardig, maar ik kan ze soms slecht verstaan, ze praten goed Nederlands, maar zo snel.' Ik zeg: 'En soms met een andere tongval, daardoor begrijpt u het misschien ook moeilijker.' Ze knikt en zwijgt. De bel gaat: de wijkverpleegkundige komt binnen, een Creoolse, ze stelt zich aan me voor: Shirley. 'Ik kan al die namen niet meer onthouden', zegt mevrouw H. zachtjes terwijl Shirley het logboek bekijkt. De opmerking van mevrouw H. blijft in mijn hoofd hangen, al die keren dat ik als vrijwilligster bij een sterfbed zit en allochtone zorgverleensters aan het werk zie. Mevrouw H. was een beschaafde dame, die blij was met alle geboden hulp, maar ze had heimwee naar het vertrouwde, ze had behoefte aan nabijheid, ze wilde iets delen van het leven en de wereld van haar man en haar — de liedjes van vroeger, de beterschapskaarten van het kerkkoor — en dat gaat nu eenmaal het beste met iemand van je eigen generatie, en als dat er niet meer inzit, in elk geval met iemand uit je eigen cultuur. Mevrouw H.'s gehoor gaat achteruit, en ze heeft steeds meer moeite om de chaos en drukte in haar hoofd in bedwang te houden, ze merkt dat ze de grip op haar leven verliest. Telkens is ze haar stok kwijt, ze is bang dat ze vergeet haar plantjes water te geven en loopt voortdurend met een gieter rond, ze probeert de soms geërgerde toon van haar kinderen niet te horen. Dankbaar moet ze zijn voor alle steun en hulp, voor iedere mens die haar en haar man bijstaat nu ze zo onafwendbaar hulpbehoevend zijn geworden. Zonder bedenken moet ze haar voordeur voor iedere onbekende opendoen. Allochtonen in de zorg is geen verwaarloosd thema, maar dan gaat het altijd om allochtone zorgvragers, die de weg naar de Nederlandse gezondheidszorg niet weten te vinden of met wie de gezondheidszorg niet goed weet om te gaan, óf het gaat om de werving en de opleiding van allochtone zorgverleners, want ook dat is nog altijd een groot probleem. In het brandpunt staan in elk geval de allochtonen. Dat het ook voor autochtone zorgvragers op z’n zachtst gezegd wennen is, allochtone zorgverleners, blijft onderbelicht. Ik bel Amsterdam Thuiszorg. Op mijn vraag gaan meteen de alarmlampen aan. Ze weten van niets, mijn vraag komt van Mars en ze schepen me af met een medewerkster die een projectje doet met allochtone zorgverleners en gehandicapte kinderen. Van oudere autochtone zorgvragers weet ze niets, dat is haar terrein niet. Ik bel de Landelijke Vereniging voor Thuiszorg. Directeur Bas van den Dungen herkent de klacht van autochtone zorgvragers niet. 'Het wordt niet als een probleem gezien', zegt hij. Door de LTV niet, door de thuiszorginstellingen niet. Dus het bestaat niet. Het aantal allochtone medewerkers in de thuiszorg is nog absoluut geen afspiegeling van de samenstelling van de Nederlandse bevolking, legt hij uit. Goed, in Amsterdam, Rotterdam, in de hele randstad werken bij de thuiszorg veel mensen van Surinaamse en Antilliaanse afkomst, maar dat vindt hij toch van een andere orde. Voor het gemak gaat hij er maar even aan voorbij dat de Nederlanders uit de voormalige koloniën een andere kleur hebben, een rappe zingende tongval, een andere achtergrond en andere dagelijkse gewoonten. Dat ze voor autochtone Nederlanders nu eenmaal vreemder zijn dan de bleekneuzen die hier uit de klei zijn getrokken, die hetzelfde kerk-god-en-vaderland delen, en die zuinigjes boter op hun brood smeren en de sneetjes in keurige blokjes snijden. Het gaat me niet om misstanden, maar de instellingen zijn meteen bang dat ik daarnaar op zoek ben. En daarom schermen ze elke vraag af. Het gaat me er veeleer om dat instellingen erkennen dat het voor hun klanten niet altijd even makkelijk is, dat de klanten afhankelijk zijn van de zorg en daarom misschien wel heel veel slikken, dat ze in hun dankbaarheid hun angst en ergernis verbijten. In plaats daarvan klampen de instellingen zich vast aan het politiek correcte 'geen probleem' en creëren het zoveelste taboe. Ik speur websites af en bel verschillende onderzoeksinstellingen op het gebied van gezondheidszorg en maatschappij, zoals Prismant, Nivel, Trimbos-instituut, NIZW, Verwey-Jonker Instituut. Ze hebben allemaal onderzoek gedaan naar allochtonen en zorg, of zoals ze het zelf noemen: 'interculturalisatie van de gezondheidszorg', het proces dat de Nederlandse gezondheidszorg toegankelijker en effectiever moet maken voor allochtonen. Interculturalisatie betreft dan zowel het aanbod van gezondheidszorginstellingen als hun personeelsbeleid. Daarover zijn talloze studies en projecten. Maar nee, over de vraag hoe auchtochtone hulpvragers op allochtone hulpverleners reageren, is hen geen onderzoek bekend, zeggen ze. Ze zijn er zelf enigszins verbaasd over. Goed thema, trouwens, dat zouden ze ook wel eens willen weten. Telefoontjes naar het Amsterdams Patiënten Consumenten Platform (APCP), instellingen voor mantelzorg, wijkposten voor ouderen, de ouderenbond ANBO leveren instemmende geluiden op, anekdotes uit de privésfeer — een tante van ver in de tachtig met een gebroken heup — en de verzuchting dat niemand er natuurlijk over wil vertellen. Bij de Amsterdamse Klachtenbehandelingscommissie van verpleeghuizen, verzorgingshuizen en organisaties voor gehandicaptenzorg is blijkens het Jaarverslag 2002 geen klacht over allochtone zorgverleners binnengekomen, maar zó officieel klagen, doen sowieso maar weinigen. Om precies te zijn: het jaarverslag 2002 maakt melding van 23 klachten. Een medewerker van het APCP zegt: 'Ouderen zijn veel te afhankelijk om te klagen, de drempel is hoog. En uit de hoek van de psychogeriatrie krijgen we zelden klachten.' Een medewerkster van een wijkpost voor ouderen beaamt dat: 'Oude mensen klagen niet, dat is juist het punt. Maar wij krijgen wel geregeld te horen dat ze liever geen allochtone hulp willen.' De Ouderenadviesraad adviseerde de wijkpost dat ze ervoor moest zorgen ook medewerkers met een blank uiterlijk naar buiten te laten treden, alleen al voor de beeldvorming. En later zegt de teamleidster onomwonden: 'Onze witte medewerkers horen verhalen van ouderen over allochtone hulpverleners, maar dat gaan ze natuurlijk niet vertellen, want ze gaan hun collega's niet afvallen.' Dat het geenszins de bedoeling is allochtone hulpverlener in het beklaagdenbankje te zetten, maar dat het om een maatschappelijk gegeven gaat, maakt niet uit. Blijft staan dat het voor autochtone Nederlanders behoorlijk wennen is om steeds vaker door allochtone verpleegkundigen, verzorgenden en alfa-hulpen te worden geholpen. Dat speelt eens te meer voor oudere zorgvragers, want zij zijn al helemaal niet van jongs af aan vertrouwd geraakt met mensen uit andere culturen. Ik merk het al als ik de kwestie voorleg, hoe omzichtig ik dat doe, hoe bang ik ben aangezien te worden voor een fortuynist. De vraag stellen is een verdenking op je laden: dat je dan ook wel zult vinden dat er te veel migranten zijn, dat er een krachtige oplossing voor het probleem moet komen, dat de thuiszorg misstanden laat voortbestaan. En waarom die focus op de thuiszorg? Is het in ziekenhuizen, verzorgingshuizen en verpleeghuizen dan zoveel beter? Geen idee, ook daar bestaat geen onderzoek naar. Toch is het geen schot in het duister om te zeggen dat de kwestie in de thuiszorg het sterkst speelt. Want daar moeten zorgvragers in hun eigen huis onbekenden toelaten, telkens weer anderen, anderen die hen dan ook nog eens als vreemdeling voorkomen. Xenofobie is een lelijke eigenschap, zo wil de communis opinio. Een fobie geldt als een ziekelijke angst, dat klopt, maar als we het woord letterlijk nemen, 'bang voor vreemdelingen', wat is daar dan mis mee? Het is benepen, zegt de kosmopoliet, waarom zou je bang zijn voor het vreemde en onbekende, je moet het juist open tegemoettreden. Maar daarmee veronachtzamen we de biologische natuur van mensen. In termen van lijfsbehoud en veiligheid is het raadzaam dat dieren en mensen bang zijn voor het vreemde. Je kunt niet terugvallen op vroegere voorvallen, je weet niet of het vreemde geen kwaad wil, je hebt er geen ervaring mee. Dus je lichaam reageert, springt in de waakstand, je bent voorbereid op de verdediging of vlucht. Als je weet dat je lichamelijk zwak bent, als je slecht hoort of ziet, of als de grip op je leven afneemt, dan is de kans dat je je met succes verdedigt of met succes op de vlucht slaat kleiner, dus is iets vreemds sneller een gevaar en ben je sneller bang. Aan deze mechanismen kunnen we ons nooit helemaal onttrekken en dat zou ook niet goed zijn voor ons behoud. Het is vergelijkbaar met pijn: wie geen pijn voelt, verwondt zijn lichaam sneller, wie geen gevaar ziet, loopt in zeven sloten tegelijk. Xenofoob wil niemand genoemd worden, we worden niet graag voor bangelijk versleten. Tegelijkertijd doen de populaire media er alles aan om ons te doen geloven dat de wereld om ons heen vergeven is van de gevaren, dat het er wemelt van de gekleurde criminelen en crimineeltjes, dat je maar beter niet meer de straat op kunt gaan en je woning bijna moet barricaderen om het gespuis buiten te houden. Politiespotjes waarschuwen senioren in een speciaal op hen gerichte campagne dat ze nooit en te nimmer een vreemdeling moet binnenlaten.En dan word je ziek en hulpbehoevend en krijg je thuiszorg. En moet je plotseling zomaar een heel leger van vreemdelingen binnenlaten. Niet alleen onbekenden, maar ook nog eens onbekenden met een andere kleur. En ook nog eens telkens andere gezichten, terwijl het sowieso al moeilijk is ze uit elkaar te houden als je je leven lang omringd bent geweest door blanken. Zoals alle blanken sprékend op elkaar lijken voor een neger in een Afrikaans dorp, of voor een Aziaat in een Chinese provinciestad die niet gewend zijn aan blanken om zich heen. Verder is het natuurlijk niet verwonderlijk dat aanvankelijk ook alle verzorgsters met een hoofddoek moeilijk uit elkaar te houden zijn. Maar wat móet je als je afhankelijk bent van thuiszorg? Mensen binnenlaten en de angst en het ongemak verbijten en herkauwen. In je eentje, mondje dicht, want in onze verwarring over de multiculturele samenleving hebben we bijna ongemerkt nieuwe taboes geschapen. Zouden de zorginstellingen meer moed en openheid tonen, dan zouden minder zorgafhankelijke ouderen met hun angst blijven zitten.
Taal / Language
Boeken
- About Prey. A year of hunting
- Berichten van een naderend einde (fragment)
- Beute. Mein Jahr auf der Jagd
- Blankow oder Das Verlangen nach Heimat
- Blankow of het verlangen naar Heimat
- Buit. Een jachtjaar
- De beleidsmachine
- De jaagster
- Doodsberichten
- Het land van Lely. Reisboek in 103 stukken
- Kleurrijk ondernemen
- Leven met hiv
- Steden zonder geheugen. In het voetspoor van Isaak Babel
- Stof tot stof
- SWR-Bestenliste 2010
- Tatzen im Schnee
- Van Brody naar Berestetsjko
- ‘Jochen, schaff dir eine Kuh an’