Joodse begraafplaats Nijkerkerveen In de weilanden bij Nijkerkerveen worden nog steeds joden begraven. In 1780 kochten Nijkerkse joden het stukje grond voor zestig gulden. ‘De Korte Dood’ wordt de begraafplaats wel genoemd. ‘De begraafplaats is heel akelig,’ vindt Nechamah Mayer-Hirsch uit Amersfoort. ‘Ze ligt midden in de polder en maakt een heel verlaten indruk.’ Mevrouw Van den Brink aan de Van Dijkhuizenstraat heeft de sleutel. Ze vertelt me door de telefoon waar ik hem kan vinden, want bezoekers moeten er terechtkunnen, ook als zij er niet is. Ik rijd over de Van Dijkhuizenstraat langs een stevige afrastering met Heras-hekwerken: het Meet- en regelstation van de Gasunie. Twee weilanden verder ligt de joodse begraafplaats. De nabijheid van de Gasunie treft me even onaangenaam, maar ik herneem me: wie betekenis zoekt, moet ook van ophouden weten. Ik vind de sleutel en loop de Oude Amersfoortseweg op. Een hoge dichte haag omzoomt de kleine begraafplaats. In de hoek is een afgebladderd ijzeren hek met een hangslot. Meteen links liggen vijf oude zerken met een lage omheining ervoor. In het gras staan verse bandensporen van de gemeentelijke grasmaaier, dus stap ik ook maar over de buizen heen, om het maaisel van de zerken te vegen en de opschriften te lezen. Op eentje zijn alleen twee handen met de duimen tegen elkaar zichtbaar, het betekent dat hier een kohaniem ligt, een afstammeling van de hogepriester Aäron. Slecht één steen is nog te ontcijferen: ‘Hier rust Van der Hoeden-van Amerongen / overleden 16 kislew 5620’. Dat is rond 1860. In die tijd was de joodse gemeenschap in Nijkerk op haar grootst, ruim tweehonderd mensen. De eerste was een Levie Italië uit Vittoria. Zijn zoons, de gebroeders Italiaander, richtten een handelshuis in tabak op. Kort daarna kwamen er Hoog-Duitse joden naar Nijkerk. Zij kregen al snel de overhand en ook onder hen waren bekende tabakstelers.De liggende zerken komen van twee andere joodse begraafplaatsen in Nijkerk. Die moesten in 1962 het veld ruimen voor woningbouw. Omdat joodse graven niet geruimd mogen worden, zijn de stoffelijke resten met joods-wettelijke toestemming herbegraven bij Nijkerkerveen. ‘Ieder stukje zand moet daartoe letterlijk gezeefd worden,’ vertelt opperrabbijn Jacobs. En Nechamah Mayer: ‘De familie van mijn moederskant is er herbegraven. Toen dat gebeurde, is mijn opa van schrik overleden. Nee, het is een akelige plek, het grondwater komt omhoog. Als iemand met slecht weer wordt begraven, dan plonst het lichaam met kist en al in het water. Dat is een rotgehoor.’ Volgens opperrabbijn Jacobs wordt daarom tegenwoordig met slecht weer uitgeweken naar de begraafplaats van Amersfoort. Aan het begin van De Korte Dood staat een drie meter hoge afgezaagde boomstam. Eens was het een dikke oude peppel. Kransen van tonderzwammen hebben de stam behoorlijk vermolmd. Over het langgerekte veld lopen drie rijen met grijze hardstenen zerken. Ruim honderdtachtig tel ik er. De jongste matsewa is van rood graniet. Zoals op bijna elke zerk staan er twee Hebreeuwse letters op. Ze betekenen: ‘Hier ligt begraven’, of ‘Hier ligt verborgen’. Het is Leo I.J. Nathans, geboren in Assen in 1921, en in 1998 gestorven in Amersfoort. In 1994 is de op één na laatste begraven en twee jaar eerder Maja Paternak-Gegner, een vierenvijftigjarige Russische vluchteling. Haar man Izja en hun kinderen wonen in Rotterdam en komen nog elk jaar op bezoek, vertelt mevrouw Van den Brink later. Naast het graf staat een geelbruine vaas met verdroogde bloemen. ‘Zij nemen altijd bloemen mee, hoewel dat in hun traditie eigenlijk niet de bedoeling is, maar daar hoef ik me niet mee te bemoeien.’ Ook een vluchteling uit Litouwen ligt er. Basia Davidowitz, weduwe van Sloma Leventhal. Ze werd in 1899 geboren in de havenstad Libau – nu het Letse Liepaja – en stierf negenentachtig jaar later in Amersfoort. Ver van haar geboortegrond, waarschijnlijk helemaal alleen. Op De Korte Dood zijn de laatste jaren alleen nog mensen begraven uit het Sinaï Centrum, het joodse psychiatrisch ziekenhuis in Amersfoort. ‘Het zijn vaak mensen zonder nabestaanden die nergens lid van zijn,’ zegt Jacobs. ‘Soms weten we niet eens waar ze vandaan komen, ze hebben heel veel meegemaakt en komen vaak al geestesziek binnen. Wij begraven ze en zorgen ervoor dat er een matsewa op hun graf komt.’ Als er iemand wordt begraven, dan komen in elk geval de gemeentelijke doodgraver uit Nijkerk en de rabbijn, zegt mevrouw Van den Brink. Zelf is ze gereformeerd, maar ze zegt: ‘Voor mij is God één en dezelfde, de één roept hem op deze manier aan, de ander op die manier.’ Ik sta voor het graf van Paul Manfred Klausner uit Berlijn en vraag me af hoe hij hier terechtgekomen is. Hij stierf elf jaar geleden in Dietzenbach. Slechts twee keer is er een verwijzing naar de holocaust. ‘Sara Weisz-Drielsma, weduwe van Géza Weisz, gestorven in Auschwitz.’ Zelf overleed ze in 1979. En op de zerk van Salomon Hamburger, die in 1943 overleed, staat: ‘Deze steen dient tevens ter herinnering aan Jessie Hamburger, geb. Hamburger, door de Duitsers gedeporteerd en niet teruggekeerd’. Van de familie Hamburger liggen er velen in Nijkerkerveen. Hoe verder ik naar achteren loop, hoe minder Nederlands er op de zerken staat. Af en toe kan ik nog een naam lezen met geboorte- of sterfdatum. Ik reken en reken, want vaak zijn alleen de data volgens de joodse kalender vermeld. Soms staat de heilswens in Latijnse letters H.A.R.I.V.: ‘haar as ruste in vrede.’ Of Z.A.R.I.V., voor een man. Maar de meeste zerken onthullen mij niets. Zelfs symbolen als de davidster of de geknakte levensboom zijn schaars in Nijkerkerveen. Op de oude stenen staan wel vaak handen gebeiteld, soms zelfs met frivool versierde manchetten. Ze zijn mooi, sober en geheimzinnig, die zerken. Bespikkeld met gelig mos en wat scheefgezakt. De kleine steen van de tienjarige Aleida Hamburger rust zachtjes tegen de grote van Bernard Hamburger, die haar vader zou kunnen zijn. Op bijna elk graf staat in het Hebreeuws naar 1 Samuel 25:29: ‘Moge zijn/haar ziel gebonden zijn in de bundel van het eeuwige leven’. In het smalle achterste deel reiken de takken van elf grote eiken van haag tot haag. Zij verschaffen de begraafplaats nog enige intimiteit. Tussen de eiken werkt een meidoorn zich omhoog. Ook hier staan nog een paar stenen. Op het sterrenmos liggen dode takken en eikels. Ineens waait een vlaag varkenslucht over, onreine lucht.
Taal / Language
Boeken
- About Prey. A year of hunting
- Berichten van een naderend einde (fragment)
- Beute. Mein Jahr auf der Jagd
- Blankow oder Das Verlangen nach Heimat
- Blankow of het verlangen naar Heimat
- Buit. Een jachtjaar
- De beleidsmachine
- De jaagster
- Doodsberichten
- Het land van Lely. Reisboek in 103 stukken
- Kleurrijk ondernemen
- Leven met hiv
- Steden zonder geheugen. In het voetspoor van Isaak Babel
- Stof tot stof
- SWR-Bestenliste 2010
- Tatzen im Schnee
- Van Brody naar Berestetsjko
- ‘Jochen, schaff dir eine Kuh an’
Kranten en tijdschriften
- Armada
- Biografie Lemmer-Delfzijl
- De Gids
- De Groene Amsterdammer
- De Jager
- Denkbeeld
- Divers
- Duitslandweb.nl
- Eigen Huis Magazine
- Filter
- Het Oog in 't Zeil
- Intermediair
- Literair Nederland
- Maandblad O
- Magazine Buit
- Mainline
- Markant
- Mentaal
- Metro
- NRC Handelsblad
- Neue Zürcher Zeitung
- Nordkurier
- Psychologie Magazine
- Seropositief verder
- Skipr
- Tijdschrift voor Verzorgenden
- Trouw
- Uit&thuis
- Universiteit Utrecht
- Universiteit van Amsterdam
- Vrij Nederland
- Website BStU
- de Humanist
- de Volkskrant
- ongepubliceerd
- www.boekvertalers.nl