Merwedekanaal
Waar begint het Merwedekanaal? In 1892, toen het net was aangelegd, begon het nog in Amsterdam. Het moest de stad een betere verbinding met de Rijn geven, maar al snel noemden de Amsterdammers het kanaal schamper ‘die kikkersloot’. Pas in 1952 werd de vaarweg tot Utrecht verbreed: hij ging deel uitmaken van het nieuwe Amsterdam-Rijnkanaal.
Onder de koffiegeur van de Douwe Egbertsfabriek in Utrecht splitst de oude loop van het Merwedekanaal zich af van zijn brede jonge broer. Nu verschijnt híer pas voor het eerst de naam Merwedekanaal. Het eerste stuk is een dode arm die als ligplaats dient voor woonboten en Classic Lady Partyships. Laag over het water loopt de voetbrug van de Jaarbeurs naar de parkeergarages. Pas aan de zuidwestrand van de stad is het kanaal weer bevaarbaar voor schepen, de meeste leggen aan bij een van de twee betoncentrales of bij de losplaats voor tankers. Zomers is het druk met recreatieboten.
Met een flauwe boog loopt het Merwedekanaal weer terug naar het Amsterdam-Rijnkanaal. Achter de Noordersluis kruisen de kanalen elkaar. De sluiswachter heeft die dag rond het middaguur pas drie schuttingen gedaan. Een eenzaam jachtje vaart hevig deinend tussen de Rijnaken door naar de Zuidersluis aan de overkant. De pleziervaart heeft nogal eens schrik voor de oversteek. ‘Het komt zelfs voor dat de vrouw op de fiets over de brug komt en hier in de sluizen weer aan boord gaat,’ lacht de sluiswachter.
Ten zuiden van het Amsterdam-Rijnkanaal loopt het Merwedekanaal langs een zeepfabriek die met zijn blote pijpleidingen ouderwets in de bebouwde kom van Nieuwegein ligt. In het droogdok van een kleine scheepswerf ligt de Con Amore, op de wal oogt het binnenvaartschip kolossaal. Bedrijventerreinen en nieuwbouwwijken lopen naadloos over in het oude Vreeswijk. Op verkeersborden heeft het havenstadje zelfs zijn naam verloren, Nieuwegein-Zuid heet het nu. Weer moet het Merwedekanaal een breed water kruisen, de Lek ditmaal, weer zijn sluizen nodig. In 1914 was het hier zo druk dat schepen een dag moesten wachten voor ze geschut konden worden. Nu ligt de Diena uit Groningen alleen in de hooggelegen Koninginnensluis.Aan de overkant gaat het kanaal de vernieuwde Grote Sluis bij Vianen in. De Provincie Zuid-Holland, die de vaarweg in 1998 overnam van Rijkswaterstaat, vindt dat het Merwedekanaal pas hier begint. Op de landkaart in een vitrine met toeristeninformatie staan ‘rivierbankjes’ ingetekend, op die plekken word je verondersteld dromerig over het water te turen. Een scheepvaartbericht bij de sluiswachterspost vermeldt dat de Biezenbrug achter Vianen wordt vervangen door een vaste brug ‘in rijksweg A2’.
Met het slepertje Arie Rotterdam zetten slopers alvast stellages onder de oude stalen boogbrug. Boven op het wegdek werken wegenbouwers. ‘De brug wordt opgehesen en in twee stukken op drijvende dokken gelegd,’ vertelt een van hen, ‘anders kan hij niet door de sluis.’ De brug wordt niet verschroot, maar opgeslagen. ‘Ze hebben hem voor hergebruik opgegeven bij een bruggenbank.
Na de A2 houdt de bebouwing op. Met lome bochten glijdt het Merwedekanaal het Groene Hart in, als een zijden lint. Op de rechteroever staan twee rijen hoge populieren stakerig scheef in de wind. Links liggen bollende stroken grasland parallel aan het water zo ver het oog reikt. Laag over het water gaat de Bolgerijensebrug, een ijzeren draaibrug die in het midden op een betonnen schijf rust. In een vierkant huisje – een doos met vensters – zit de brugwachter. Verderop zijn nog twee draaibruggen, de Zwaanskuikenbrug en de Haarbrug. Die zullen plaatsmaken voor op afstand bediende hefbruggen, alle protesten ten spijt.
Alleen de Bolgerijensebrug blijft als industrieel erfgoed intact, terwijl die slechts een naoorlogse kopie is van de oude brug. Toch is voor behoud van deze brug gekozen omdat er het minste zware verkeer passeert. De oude draaibruggen zijn berekend op paard en wagen, officieel mag er nu verkeer tot vier ton over. Herman Broeder, brugwachter bij de Zwaanskuikenbrug in Hei- en Boeicop, wijst naar buiten: ‘Kijk, daar gaat er weer een.’ Een vrachtwagen met aanhanger dreunt over de brug. ‘Je hoort gewoon dat die veel zwaarder is dan vier ton. Maar wat wil je, in de polders hier zijn veel boerenbedrijven, veel boerenzonen gaan in het vrachttransport en moeten hier wel langs.’ Het verkeer drukt te zwaar op de taatsen – de pennen in de draaischijven – zodat die snel verslijten. ‘Vroeger waren ze van een koperlegering, nu zijn ze van kunststof. Ze worden in Amerika gemaakt en zijn heel duur.’ Op het formicatafeltje heeft Broeder een computercursus liggen. De nieuwe bruggen maken de brugwachters overbodig. De meesten zullen wel op de centrale bedieningspost bij de sluizen van Gorinchem of Vianen terechtkomen. ‘Dan zit je binnen en heb je veel meer verantwoording. Vroeger was je gewoon een “slingeraap”, zoals ze dat noemen.’ En misschien was hij dat wel liever gebleven. Broeder praat al in de voltooid verleden tijd over zijn werk. ‘Ik heb het altijd hartstikke leuk gevonden, alles met de hand, het is een uniek, simpel systeem, die oude draaibruggen.’
Verder gaat het kanaal, door Vijfheerenlanden en de Alblasserwaard. Boven de helgroene graslanden en de volle sloten hangt een grijze lucht. Hier en daar staan forse knotwilgen bijeen. De nieuwe ophaalbruggen staan plomp in het oude polderland. ‘Grijze olifanten’ worden ze genoemd.
In Gorinchem zitten de moderne sluis- en brugwachters hoog in de cockpit van de centrale bedieningspost. In de schutkolk van de Grote Merwedesluis ligt de Taling uit Werkendam, diep in het ruim zijn nog restjes zand te zien. Voor het raam naast de schipper staat een kinderbox. Op vol vermogen stoomt het lege schip de sluis uit, steekt de plas van de vluchthaven over en voegt zich in de verte bij de huizenhoge containerschepen op de Boven-Merwede.