In de huiskamer van de afdeling geriatrie zit mevrouw Zijp (80) in elkaar gedoken in een rolstoel. Haar arm rust op een kussen, ze is bijna blind. Onlangs kwam ze met een gebroken heup binnen, nu zit ze in zichzelf teruggetrokken suf te zijn.
Geriater Kees Kalisvaart vermoedt dat ze een stil delier heeft, een biochemische chaos in de hersenen die ouderen vaak krijgen door ziekte of medicijnen. Mevrouw Zijp lijkt uitgedroogd en heeft misschien een blaasontsteking. `Gisteren is er pas een urinesedimentje naar het lab gegaan´, vertelt de verpleegkundige, `we zijn een paar dagen bezig geweest om het op te vangen, het lukte niet.We hebben net pas geprikt voor zouten en voedingsstatus. De ene chirurg vond het onzin, de andere niet.´ `Hoe gaat het met u?´ vraagt Kalisvaart. `Meneer, u moest het eens weten. Ik zit hier niet goed. Ik mag niet bellen.´ `Dat denk ik toch wel´, zegt Kalisvaart. `Wie wilt u bellen?´ `M´n dochter in de Dorpsstraat.´ `In welke stad?´ vraagt Kalisvaart. De vrouw zwijgt. `In welke stad woont u? `Tjitske woont in Nijmegen. U hoeft me niet zo aan gaan zitten kijken.´ Haar hoofd zakt op haar borst.
De verpleegkundige vertelt dat mevrouw Zijp ondervoed op de afdeling binnenkwam. Aan vocht krijgt ze nu 1200 cc binnen. `Meer redden we niet bij haar.´ `Hoeveel weegt ze?´ wil Kalisvaart weten. `Meer dan veertig kilo.´ `Ze moet meer drinken, minstens anderhalve liter. Het is hier warm.´ De verpleegkundige strijkt mevrouw Zijp zacht over haar arm. `Vandaag hebt u een dag dat u heel verdrietig bent, hè.´ `Ik wil hier weg´, zegt mevrouw Zijp. `Ik wil al die prikken vanmiddag niet, hoor!´ `Dat hoeft ook niet´, zegt de verpleegkundige, `dat was eenmalig. De dokter wil weten of u genoeg eet.´ `U bent m´n moeder niet´, zegt mevrouw Zijp boos. Op de gang vertelt de verpleegkundige dat er wordt gezocht naar een psychogeriatrieplek in een verpleeghuis. Voor het verzorgingshuis waar mevrouw Zijp woont, wordt ze te zwaar. Haar beide dochters wonen ver weg, eentje heeft pas een zelfmoordpoging gedaan, en haar zoon, die alles voor haar was, is drie jaar geleden overleden. Kalisvaart zucht. `Laat het me even weten als de uitslagen binnen zijn´, zegt hij.In 1996 begon Kees Kalisvaart als eerste geriater in het Medisch Centrum Alkmaar (MCA). Inmiddels is er een afdeling met twintig bedden en werken er drie geriaters en twee geriatrisch verpleegkundigen. Jaarlijks doen ze zo´n zevenhonderd consulten op andere afdelingen. En bij nieuwe patiënten boven de zeventig gaat altijd even een geriatrisch verpleegkundige langs.
De afdeling urologie heeft Kalisvaart gevraagd even naar meneer Ruwaard te komen kijken. Met piekerige witte haren en verdwaasde ogen ligt hij op een eenpersoonskamertje. Hij kijkt niet op als Kalisvaart binnenkomt. `Meneer is flink aan de spokerij´, zegt de verpleegkundige bekommerd. `De uroloog is uitbehandeld.´ Kalisvaart buigt zich over de man om zijn blik te vangen. Intens kijkt Ruwaard hem aan en zegt: `Door het gedrang op de sportvelden, ik had niet genoeg ingegrepen, toen kreeg ik een klap op m´n hoofd. Wegwezen, dacht ik. Je kunt niet anders.´ `Waar bent u nu?´ vraagt Kalisvaart. `Ik woon…´, Ruwaard stamelt, `dat weet ik niet.´ `U bent nu in het ziekenhuis´, zegt Kalisvaart. `In welk land bent u?´ `Holland.´ `En hoe heet deze stad? `Alkmaar.´ Kalisvaart knikt. `En in welke maand leven we?´ Ruwaard mompelt wat, en kijkt ontzet.
`Was u wel eens bang de afgelopen dagen?´ vraagt Kalisvaart. `Bang is anders, maar ik slaap niet meer rustig. Ik durf de voordeur…´ Hij zakt weg in zijn verdwazing. Kalisvaart pakt zijn hand en Ruwaard keert terug in het moment. `Dokter, u bent toch dokter?´ `Ja´, zegt Kalisvaart, `ik ben de geriater, de ouderendokter.´ `Fijn dat u geweest bent´, brengt Ruwaard nog uit en zijn pupillen draaien weer weg.
Ook meneer Ruwaard heeft een delier. Zes jaar geleden kreeg hij een catheter omdat hij niet aan zijn prostaat geopereerd wilde worden, nu had hij op die plek een infectie en moest een kleine ingreep ondergaan met plaatselijke verdoving. En dat was te veel voor meneer Ruwaard, in zijn hersenen stak een biochemische storm op. `Toen ik hier kwam werken werd er niks aan een delier gedaan´, zegt Kalisvaart later, `nu zeggen de orthopeden:”Sinds jullie er zijn vallen er geen mensen met een delier meer uit bed.” Dat scheelt in complicaties en dus opnameduur. Onze geriatrisch verpleegkundigen komen elke dag bij de patiënten. Zij hebben zoveel ervaring met delieren, die fine tuning, beetje medicatie erbij, beetje eraf, dat doen zij feilloos.´
Geriaters zijn een zeldzaam verschijnsel in Nederlandse ziekenhuizen. Tachtig zijn er slechts, en nog eens zeventig in opleiding. Onder specialisten woedt een stammenstrijd tussen internisten, neurologen, psychiaters enerzijds en geriaters anderzijds. Specialisten betichten geriaters van broodroof, geriaters beschuldigen specialisten ervan dat zij door hun haast en kokervisie geen oog voor ouderen hebben.
De gezondheidsproblemen van ouderen zijn altijd gecompliceerd: hun fysiologie is veranderd, ze hebben vaak meer aandoeningen tegelijkertijd, ze reageren anders op medicijnen, en takelen door hun organische achteruitgang ook geestelijk en sociaal af. Zo lang ouderen door dezelfde snelle technische molen gaan als een gemiddelde volwassene blijft het zeer de vraag of ze van de gezondheidszorg beter of slechter worden. Geriaters kijken breder dan andere specialisten, ze zijn niet alleen opgeleid in klinische geriatrie en interne geneeskunde maar ook in ouderenpsychiatrie. En ze nemen de tijd om uit te pluizen wat er loos is. Voor hun inkomen maakt het niet uit, want ze werken niet als ondernemers, maar zijn net als kinderartsen in dienst van het ziekenhuis.
Soms drukt een ziekenhuisdirectie de aanstelling van een geriater door, omdat huisartsen en Riaggs er zo op aandringen. Maar het medisch bolwerk geeft zich niet zo maar gewonnen, zelfs een academische ziekenhuis als het VU in Amsterdam heeft weinig oog voor ouderengeneeskunde. Zeven jaar geleden is Gerard Ligthart er als hoogleraar geriatrie aangesteld voor anderhalve dag per week. Zijn geneeskundige werk doet hij daarom nog steeds in het gemeentelijke Slotervaartziekenhuis, dat vanaf het eerste uur in de jaren zeventig een afdeling geriatrie had. Ligthart: `Bij het VU kreeg ik geen poot aan de grond, ze zeiden: “Wij kiezen niet voor de geriatrie.” Ik zei: “Jongens, je hébt niks te kiezen, het ligt al in huis.” Er liggen steeds meer dementerende mensen in ziekenhuizen en steeds meer delirante patiënten, maar nog steeds wil het VU geen geriatriebedden. En dat voor een academisch ziekenhuis, zo wordt ook de volgende generatie artsen weer onvoldoende opgeleid in de geriatrie.´ Die dag komen er in het MCA elf patiënten bij Kees Kalisvaart op het spreekuur. De eersten zitten al met een kopje koffie te wachten. Voor elke nieuwe patiënt trekt hij vijf kwartier uit, voor controles een half uur. `Meestal praat ik met de familie als de verpleegkundige bezig is met het uitkleden van de patiënt. Zij kijkt dan tegelijk hoe het uitkleden gaat. We doen een volledig geriatrisch, internistisch en neurologisch onderzoek, de MMSE-test, een maat voor geestelijk functioneren. Voor de familie hebben we twee vragenlijsten om erachter te komen hoe de patiënt veranderd is en hoe het gedrag de laatste twee weken was.´
Kalisvaarts patiënten hebben allemaal een keur aan kwalen, een lijst met medicijnen en meestal een haperende geest. De meesten zijn bij de geriater beland doordat ze een delier kregen na hun opname. Soms is de schok groot. Zo zegt meneer Veenstra, die door een gehaaste kennis in een rolstoel voor Kalisvaarts kamer is gestationeerd, nog steeds een beetje ontdaan: `Ik schijn als een beest te keer gegaan te zijn, terwijl ik altijd de rust zelve ben.´ Veenstra is voor de dood weggehaald na een aneurysma (een geknapte slagader), hij kreeg een delier, hij bleek depressief en kreeg daarvoor medicijnen. `De onrust en angst is weg´, zegt hij verbaasd, hij voelt zich weer kiplekker.
Verborgen depressies komen bij ouderen veel voor, zegt Kalisvaart. Iedereen kan zich goed voorstellen dat een oudere somber is en dus gebeurt er niets. `Naar een psychiater willen ouderen meestal niet. Vaak behandelen wij iemand voor lichamelijke klachten en pakken tussen de bedrijven door ook de depressie aan. Dat is heel bevredigend en makkelijk scoren.´
Bijna alle patiënten hebben de zenuwen voor het bezoek aan de dokter. Het klagen over de kwalen wordt in toom gehouden door de angst dat de dokter zal zeggen dat het er slecht voorstaat, dat het zo niet langer gaat. `Mijn man was de vorige keer na die testen erg van streek´, zegt mevrouw Valks. `´s Avonds was hij nergens meer en hij is nog suiker- en hartpatiënt ook.´ Ze komen nu voor de uitslag van de CT-scan van het hoofd en ze heeft Kalisvaart aan de telefoon gevraagd de term Alzheimer niet te gebruiken waar haar man bij is. Aan de muur hangt een lichtbalk met de scan. Kalisvaart legt rustig uit, wijst aan waar de hersenen al dunner zijn geworden. `Valt het u mee of valt het u tegen?´ wil de vrouw weten. Kalisvaart zegt dat hij dit verwachtte. Geneesmiddelen zijn er niet, het enige dat hij kan bieden is een nieuw remmend middel, Exelon. `Het is geen hallelujapil, hij werkt maar bij zestig procent van de mensen, na anderhalf jaar verdwijnt het effect. En om het beeld nog somberder te maken: er zijn veel bijwerkingen, vooral misselijkheid.´
`Je hebt een sterke maag´, zegt mevrouw Valks geruststellend tegen haar man, die zwijgt en zwijgt. `Dat helpt niet veel´, zegt Kalisvaart, `die misselijkheid komt vanuit de hersenen.´ Hij maakt het niet mooier dan het is, de beslissing is aan het echtpaar. `We proberen het´, zegt de vrouw. De dosis wordt langzaam opgebouwd, over drie weken komt het echtpaar weer op het spreekuur, als er tussendoor iets is, kunnen ze altijd bellen.
Geriaters houden het medicijngebruik van hun patiënten goed in de gaten. Want een arts kan pillen voorschrijven wat hij wil, als iemand ze vergeet in te nemen, ze weggooit of dubbele doses slikt, schiet hij zijn doel voorbij.
`Mam ruimt wel eens wat op´, zegt een dochter. `Ze gooit wel eens wat weg.´ `Moet ik dan m´n hele leven pillen slikken?´ vraagt de moeder.´Ik ben niet zo slikkerig.´ `Maar´, zegt Kalisvaart, `u bent ook nog nooit zo oud geweest.´
En een nicht die haar tante begeleidt vertelt: `Als haar dochter uit Londen belde: “Mam, heb je je pillen al ingenomen?” dan zei ze “O nee”, en nam de dosis voor de volgende dag in en later misschien weer een dosis. Nu komt de thuiszorg tweemaal per dag en gaat het beter.´Kalisvaart checkt bij elke patiënt de medicijnlijst en kijkt of er niets geschrapt kan worden. Ouderen zijn vaak wandelende medicijnkasten. Tien procent van de ziekenhuisopnamen betreffen medicijnvergiftiging, ouderen maken daarvan het leeuwendeel uit. `Soms hebben mensen wel tien, vijftien soorten pillen, zegt Kalisvaart, `waaronder drie soorten tranquillizers. Huisartsen hebben vaak onvoldoende kennis van de medicijnen die specialisten hebben voorgeschreven en durven er dus niet aan te komen. Bij ons zijn de lijnen kort: ik bel de cardioloog even of hij het goed vind dat ik medicijnen schrap en beloof hem de patiënt verder in de gaten te houden. Medicijnen afbouwen kost tijd, het betekent soms dat ik mensen elke week zie, of met een dochter bel.´
Het echtpaar Clement komt binnen, hij is een statige intellectueel, zij schuifelt als een schim voor hem uit. Zijn vrouw (72) heeft weer een epileptische aanval gehad, vertelt Clement. Nu heeft de neuroloog pillen voorgeschreven, ze moeten heel doorgeslikt worden, maar hij krijgt ze met geen mogelijkheid naar binnen. Kalisvaart grijpt de telefoon en overlegt met de neuroloog. `Er zijn ook druppels´, zegt hij als hij de hoorn neerlegt. Opgelucht zegt meneer Clement: `Die kan ik door haar koffie doen.´ Hij aait zijn vrouws hand: `Gaat het?´ Zijn vrouw lacht: `Ja, u weet het, hè.´
Kalisvaart vraagt meneer Clement of hij het nog aankan. `Er zal een breekpunt zijn´, antwoordt hij, `dat weet ik. Ik voel dat ik per jaar drie jaar slijt.´ Kalisvaart: `Ik weet dat het nog lukt, maar tot welke prijs?´ `Tot elke prijs´, zegt Clement, `elke dag die ik win is winst. Begin dit jaar was ze nog vaak de hele nacht op, maar nu ze verder achteruitgaat, krijg ik haar gemakkelijker met een trucje naar bed. Helaas kreeg ze het insult toen ik haar douchte, ze schokte over haar hele lijf, ze was naakt, nat, ik heb haar naar de kamer gesleept, de urine en faeces lagen door het hele huis. Het zijn momenten dat je wel acht handen wilt hebben. Nu sta ik met een zekere angst met haar in die douchecel.´
Hulp wil meneer Clement niet en zijn kinderen wonen ver weg. `Ik weet dat u zich zorgen maakt´, zegt hij tegen Kalisvaart, `we kennen elkaar nu sinds augustus 1996, u weet hoe ik ertegenaan kijk. Maar met die druppels ben ik vreselijk blij.´
Een geriater moet verdragen dat hij niet veel kan doen, dat er weinig te genezen valt. `Geriatrie is geen heroïsche geneeskunde´, zegt Kalisvaart, `maar vaak kun je mensen wel op een simpele manier vooruithelpen, zodat ze zich langer zelf kunnen redden. Dat gebeurt in ziekenhuizen vaak niet. Specialisten denken wel dat ze alles moeten kunnen, maar vaak zijn ze vooral technisch begaafd. Wij doen niets zonder stil te staan bij de vraag: wil de patiënt dit wel en is dit wel zinnig? Vaak doen we niets, of zo min mogelijk. Tegenwoordig sturen andere specialisten hun patiënten naar ons toe met de vraag: heeft het zin om deze patiënt te opereren? En dan kijken we niet uitsluitend naar de medisch-technische kant.´De omslag in de medische cultuur gaat langzaam, te langzaam, vindt hoogleraar geriatrie Gerard Ligthart. Hij heeft de vermoeidheid van iemand die te lang heeft staan roepen in de woestijn. `Het enige excuus is dat de geneeskunde er nog niet aan gewend is dat we zo oud worden. Botontkalking, kanker, dementie, het zijn allemaal ziekten van de hogere leeftijd. Iedere dokter denkt dat ie god is en alles kan, tot er een lichtdemente vrouw op de poli komt die stokdoof is en vijf andere kwalen heeft, dan roept hij ineens: “Waar is de geriater? Deze vrouw ontwricht mijn spreekuur.” Die dubbelhartigheid maak ik al twintig jaar mee. En dan dat heilige geloof in de techniek en de roep dat de geneeskunde evidence based moet zijn. Veel van wat wij doen is helemaal niet evidence based, het is magisch handelen. Dat geldt zeker voor de behandeling van oudere patiënten, zij zijn proefkonijnen, want het effect van behandelingen en geneesmiddelen wordt alleen onderzocht bij gemiddelde volwassenen.´
Twee jaar geleden heeft de directie van het VU-ziekenhuis een gebaar gemaakt: geriatrie is tijdelijk budgettair uit interne geneeskunde gehaald, zodat er geld vrijkwam voor een jonge geriater. Dat werd Oscar de Vries. Hij moet zich nu een plek bevechten en krijgt flinke tegenwind, vertelt hij opgewekt. De Vries is een rustige jongeman en hij wil het VU-ziekenhuis beslist niet aan de schandpaal nagelen: `Ik werk nu toevallig hier in dit ziekenhuis, maar het is een probleem van de hele medische cultuur.´
Een afdeling geriatrie is er niet in het VU-ziekenhuis, wel heeft De Vries een poli opgezet en geeft hij consulten.`De heelkundeafdelingen hebben ons nu helemaal ontdekt, het zijn snelle afdelingen: binnenkomen, snijden en hup, uit bed springen. Maar dan blijft zo´n krakkemikkige oudere liggen en dan weten ze er geen raad mee. Specialisten weten steeds meer van steeds minder. We zien het goed in onze opleiding: internisten die geriater willen worden zijn gefixeerd op hun internistische differentiaaldiagnose, daar zijn ze heel goed in, maar ze missen aanvankelijk de breedte. Veel problemen eisen aandacht en rust om het uit te pluizen. Als je iemand met een dementie door vaatbeschadiging vijf gerichte vragen stelt, krijg je normaal antwoord. Die mensen hebben vaak een goede façade. Als je zo iemand laat praten, dan valt hij langzaam door de mand. Weet je dat niet en heb je geen tijd, dan kan je diagnostiek dus niet goed zijn. Wat óók gebeurt: een demente patiënt ligt op chirurgie en vijf dagen na de operatie is hij nog helemaal niet opgeknapt. Als je dan vraagt: “Eet ie wel?” krijg je de reactie: “Eten, eten? Nee, eigenlijk niet.” Hoe kunnen de wonden dan dichtgaan, hoe kan het delier dan ophouden?´ Ouderen leven in een wankel evenwicht. Een relatief onschuldige aandoening kan een keten van narigheid op gang brengen. Cascade breakdown heet dat in de geriatrie ook wel. Daarom hebben de geriaters in het MCA een wekelijks multidisciplinair overleg ingesteld. Op donderdagochtend puilt de vergaderkamer op geriatrie uit, twaalf mensen nemen deel aan het wekelijkse multidisciplinair overleg: drie geriaters, een consulent ouderenpsychiater, de arts-assistent, het hoofd van de afdeling, een fysiotherapeut, ergotherapeut, diëtiste, activiteitenbegeleidster, neuropsycholoog, een sociaal geriatrisch verpleegkundige en de verpleegkundige die de besproken patiënten op de afdeling onder haar hoede heeft. In twee uur tijd worden twintig patiënten besproken. Het wekelijks overleg vormt het hart van de geriatrie. Meneer Vermeulen kan terug naar het verzorgingshuis, vindt het afdelingshoofd. `Daar zet je hem gewoon op de stoep? `vraagt de arts-assistent. `Ja, ze moeten niet zeuren, hij is weer op zijn oude niveau en hij heeft zijn woonrecht.´
Mevrouw Busker heeft al maar dunne ontlasting. `Doen we nog een glutenvrij dieet voor onderzoek?´ vraagt de geriater. Ja, dat heeft nog wel zin, vinden de anderen. De diëtiste zegt dat er dan wel goed opgelet moet worden dat ze verder geen kruimel eet, want dan is alle moeite voor niets, dan deugt het onderzoeksresultaat niet meer. De geriater: `Daarna mag ze alleen naar huis als ze beter loopt en psychogeriatrische begeleiding krijgt. We zullen een hoop pillen afbouwen, dan gaat het lopen misschien ook weer beter. De ergotherapeut vraagt hoe de alledaagse handelingen gaan. `Ze vertoont geen initiatief´, zegt de verpleegkundige. `Kunnen we de thuiszorg tips geven?´ wil het afdelingshoofd weten. `Als je de rollator voor haar neerzet, komt er een reflex, anders niet´, zegt de geriater. De ergotherapeut denkt dat het huis er wel op ingericht moet worden. De fysiotherapeut vindt dat mevrouw beslist met een rollator moet lopen, anders zakt ze door haar heup. `Vertoont ze geen tekenen van epilepsie?´ vraagt de consulent-ouderenpsychiater. Volgens de geriater is er op het hersenfilmpje niets te zien. Het afdelingshoofd concludeert: `Ze blijft nog een week voor het onderzoek, in die tijd kunnen we mooi bekijken of ze vooruitgaat.´ De geriater schetst de situatie van meneer Kampinga (79): hij is aan de buikslagader geopereerd, verloor ook nog een nier en hij kreeg een delier en een koortspiek. Verder had hij verstoorde leverfuncties door de medicijnen. Zijn conditie is matig, hij heeft tijd nodig om aan te sterken. In een maand is hij drie kilo aangekomen. De diëtiste zegt dat hij z´n eten eerst in de prullenbak liet glijden, maar dat hij nu de sondevoeding wel binnenkrijgt. `We streven naar een gewicht van zestig kilo, dan mag de sonde eruit.´ Meneer Kampinga kreeg klysma´s tegen obstipatie, maar, zegt de verpleegkundige, dat was geen succes: `Nu weigert hij ze.´
De verpleegkundige zegt dat meneer Kampinga cognitief goed is, maar wel heel somber. Dat is een normale reactie op alle narigheid, vindt de geriater. De ouderenpsychiater suggereert Remaron, een antidepressivum dat ook de eetlust opwekt. Dat blijkt hij al te krijgen. Over zijn somberheid zegt de verpleegkundige nog: `Hij ligt niet naast zo´n prettige buurman. Mag hij niet een keer naar buiten? Hij heeft zo´n heimwee, het is zo´n buitenman. Hij heeft ook het idee dat zijn huis er niet meer staat.´ Dat vindt de diëtiste niet zo gek: `In de krant stond een bericht dat er veel wateroverlast is waar hij woont.´ Een collega-geriater zegt: `We moeten snel proberen hem weer oraal te voeden, anders moet hij die overgang thuis maken en dat is veel moeilijker. En misschien kan een kennis hem een uurtje meenemen om naar zijn huis te kijken. Zou hij dat aan kunnen?´ De sociaal geriatrisch verpleegkundige denkt van wel: `Het is maar net hoe gemotiveerd hij is.´ Iedereen lijkt opgelucht.
Een veelgehoord argument tegen het specialisme geriatrie is dat elke medisch specialist voldoende aandacht en tijd voor ouderen zou moeten opbrengen. Maar Kalisvaart zegt: `Je krijgt eerder tweehonderd geriaters opgeleid, dan dat je al die andere specialisten geïnteresseerd krijgt in oude mensen.´
En VU-geriater Oscar de Vries schetst een schrikbarend dagelijks beeld: `Als we de domeinenstrijd niet voorbij komen, áls we niet één gezamenlijk beleid voeren voor elke patiënt, dan blijven we steken in wat wij wel “het algoritme van Strak” noemen. Rob Strak is internist, hoofd van de interne consultatieve dienst hier en ik werk nauw met hem samen. Zijn algoritme luidt: hoe meer specialismen bij één patiënt betrokken zijn, des te slechter is zijn prognose. En dat ligt niet altijd aan de aandoening zelf maar aan de acties van al die specialisten. Een dagelijks voorbeeld: Iemand die dementeert is gevallen, hij komt via de Eerste Hulp binnen en voor je het weet hebben ze er een nieuwe heup in getimmerd. De orthopeden hopen dat zo iemand meteen weer rondloopt, maar met een beetje pech komen er acht specialisten aan te pas. De patiënt is bijvoorbeeld incontinent en het lukt niet om de catheter te verwijderen. Dus wordt er een uroloog bijgehaald. Die schrijft medicijnen voor die in zo´n geval goed werken, alleen leiden ze bij mensen met dementie standaard tot een delier. Vervolgens wordt de psychiater erbij gehaald. Hij geeft de patiënt medicijnen, daarvan wordt hij vervolgens stijf, dus komt de neuroloog erbij. Al die specialisten schrijven allemaal hun eigen middelen voor, die werken elkaar tegen, daar komen weer delieren uit voort…´ En wat volgens De Vries het grootste probleem is van het algoritme van Strak: veel kwetsbare ouderen overleven het niet. De namen van de patiënten zijn gefingeerd