`Narcose, narcose´, smeekt de 22-jarige Tudor als ik aanstalten maak naar het dorp te gaan voor inkopen. Al dagen vergaat hij van de kiespijn. `Paracetamol´, zeg ik, maar ongeduldig schudt hij zijn hoofd. Die krijgt hij al dagen van me. `Narcose!´
Machteloos hef ik m´n handen, ik zou niet weten hoe ik daar aan moest komen. Op het platteland in Meckelenburg-Vorpommern hangen niet op elke straathoek zwarthandelaren rond zoals in zijn vaderland Moldavië. Ik kan hem hooguit naar een tandarts brengen. Weer schudt hij zijn hoofd. Als illegale seizoenarbeider spaart hij elke verdiende mark voor zijn droom: een eigen auto. Ik geef hem nog een paracetamol en een handjevol kruidnagelen om de pijn weg te kauwen en hij gaat weer aan het werk. Maar zelfs de machtig grommende motorslijptol waarmee hij de dikke muren zo gretig te lijf ging, kan hem niet meer afleiden.
In de schaftpauze zit hij bleekjes ineengedoken tussen zijn maten. Het eten roert hij niet aan. Tudor heeft pijn, Tudor is bang. Die avond, zo ontdek ik, gaat zijn vriend Valéry hem zijn kies trekken. Valéry kan en durft alles, weten de anderen. Tudor krimpt nog meer ineen als hun lachen door de keuken schalt. Zij zijn blij dat zij niet in Tudors schoenen staan, maar medelijden hebben ze niet. Tudor is nog een jongen, het wordt tijd dat hij een man wordt. Van pijn wordt hij hard. Ivan weet er alles van, op Tudors leeftijd vocht hij in Afghanistan, toen Moldavië nog bij de Sovjetunie hoorde. Eén keer heeft hij erover verteld: `Kalasjnikov´, zei hij; zes gaten in zijn buik, wees hij; vier maanden hospitaal. Toen ik `och, och´ deed en `army njet good´ zei, was Ivan het daar niet mee eens. `Army is army´, zei hij en lachte zijn gouden tanden bloot.
De gedachte aan Valéry die met een nijptang Tudors kies te lijf gaat is me een gruwel. Ik weet het, ik ben een watje, een doetje, een verweekte westerling. Maar ik hóór de kies afbreken, ik zíe het bloed onstelpbaar uit zijn mond stromen en vrees dat ik pas dan over velden en wegen race op zoek naar een eerstehulppost. Dat niet. We zijn hier niet helemaal in het wilde oosten. Dus ik dring er nogmaals op aan dat hij naar een tandarts gaat. Ik heb geïnformeerd, het kost maximaal honderd mark. Nee, schudt Tudor, te duur. En als we allebei de helft betalen? Het is mét narcose. Hij aarzelt en snel dirigeer ik hem de auto in.
De tandarts-assistent moet Tudors naam weten, maar hij perst zijn lippen stijf op elkaar. Ook zijn nationaliteit wil hij niet prijsgeven. Toch móet het formulier ingevuld, anders kan ze niets voor ons doen. Procedures zijn er om opgevolgd te worden, mij best. Ik vul het papier lukraak in.
De tandarts is boos, in het hedendaagse Duitsland mag niemand onverzekerd rondlopen. Ik zeg dat we betalen. Maar daar gaat het hem natuurlijk niet om. Hij steekt een preek af. Als weerwoord vertel ik over de vriend en de nijptang, maar verder zwijg ik deemoedig en slik al zijn brave burgerzin. Tudor zit al in de stoel. De tandarts vraagt in zijn beste Russisch naar de kiespijn. Russisch is de enige buitenlandse taal die hij op school geleerd heeft, vertrouwt hij me toe, tien jaar lang. Liever had hij Engels geleerd. Maar goed, het Russisch werkt, Tudor praat terug. De kies zou goed te redden zijn, zegt de tandarts, maar dan moe tde patiënt een paar keer terugkomen. `Weg´, zegt Tudor en gebaart daarbij ongeduldig.De verdoving brengt hem tot rust. De tandarts rukt en wrikt en sneert: `Die wou zijn vriend er met een tang uitkrijgen? Ha! Geen schijn van kans.´ Tudor trekt met zijn benen, toch nog pijn, maar hij gebaart de tandarts door te gaan. Krak. En daar is de kies. Wil Tudor hem meenemen? Hij sist verachtelijk en maakt een wegwerpgebaar.
`Dat is dan vijftien mark´, zegt de tandarts. We kijken neutraal en ik betaal. Buiten juicht Tudor. Hij wrijft langs zijn wang, koud, stijf, geen pijn, ongelovig schudt hij zijn hoofd. En dat voor vijftien mark, waarvan hij ook nog maar eens de helft hoeft te betalen. Eén uurtje werken is dat maar tenminste, hier in Duitsland, thuis in Moldavië zou het een weekloon zijn. Maar daar denkt hij nu maar even niet aan.
In de auto terug kletst hij van pure opluchting honderduit, handig gebruikmakend van de paar woorden Duits die hij sinds kort kent. Hij vertelt me dat er al eens eerder een kies bij hem is getrokken. Toen hij soldaat was in het Moldavische leger. Het gebeurde wel door een tandarts, maar zonder verdoving. `Narcose ist gut.´ In triomf zwaait hij zijn kin omhoog.
Moldavische kiespijn
Die avond, zo ontdek ik, gaat Valéry hem zijn kies trekken. Met een nijptang. Valéry kan en durft alles, weten de anderen. Tudor krimpt nog meer ineen als hun lachen door de keuken schalt. Het wordt tijd dat hij een man wordt. Van pijn wordt hij hard.