Leusderheide
Pffff, ik steek mijn hoofd uit de Leopard 2 gevechtstank. Eikenbladeren, lucht, ruimte. Het is alsof ik kopje onder ben geweest en weer boven kom. Hoelang heb ik daar beneden op de schuttersplek gezeten? Vijf minuten? Rondom bedieningspanelen en staal. De knieën van de tankcommandant prikten in mijn rug. Wat een harnas.
Buiten onder de eikenstrubben zit een groepje zwartgroen geschminkte jongens, recht van de cavalerieschool. ‘Spijkerbroeken,’ lacht opperwachtmeester Nieuwkasteel, de leider van de oefening. Ze zijn voor het eerst te velde, een week op de Leusderheide, slapen onder dekzeil op de tanks. Het eten wordt in gamellen ‘opgevoerd’ vanuit de kazerne in Amersfoort. Omdat het terrein zo droog is, mag er niet in natura gekookt worden.
Wat de jongens leren? Opperwachtmeester Spooren recht zijn rug: ‘De Leopardtanks zijn in zichtgedekte locaties gegidst door de tankcommandant.’ En vervolgens hebben ze de tanks gecamoufleerd met netten. Camoufleren met leven materiaal mag niet meer, behalve als het door de terreinofficier ter beschikking wordt gesteld. Zelf zijn de oppers allebei in Bosnië geweest, hun hoef je niets meer te vertellen. In de verte komt over de tankbaan piepend een colonne van twaalf YPR’s aan, pantserrupsvoertuigen van de infanterie. Ze zijn met hun eindoefening bezig, honderdtachtig man. Spooren haalt lichtjes zijn neus op en mompelt: ‘Rolschaatsen.’
Met de terreinwagen van Jaap Riemens rijden we de Leusderheide rond. De auto zakt diep weg in de sporen die de tanks – elk zeventigduizend kilo staal – net hebben getrokken. Riemens beheert de militaire oefenterreinen bij de Dienst Gebouwen, Werken en Terreinen, Directie West van het ministerie van Defensie. In de jaren zestig mochten de tanks nog overal dwars doorheen, vertelt hij, maar nu zijn de oefeningen aan strikte regels gebonden. Hier en daar loopt een rupsspoor de tankbaan uit, de bossen in. Vooral ’s nachts gaat er nogal eens een boompje mee. Kan gebeuren, vindt Riemens, de tankbataljons zijn hier om te leren. ‘Ik bekijk het terrein wel als een natuurbeheerder, maar uiteindelijk staat het militair gebruik voorop.’ Er is zo’n zeventig kilometer tankbaan, een schietbaan en een free for all-terrein, dat is een enorme zandbak waarin alles mag. We passeren een zwartgeblakerd bosvak, er hangt een scherpe schroeilucht. Vorige week is hier zo’n twee hectare afgebrand. Vier pelotons waren aan het oefenen, opper Nieuwkasteel was erbij. Hij lacht, nee, hij gaat me niet vertellen hoe het kwam, het was te stom voor woorden. Riemens wacht rustig het verslag af. ‘Voor het natuurlijk beheer is het best aardig,’ zegt hij droog. De grove dennen zijn afgefikt, de berken zijn alleen maar aangebrand, ze hebben nog groene bladeren en witte bast. Vooral in de buurt van de schietbaan staan singels van berken om bosbranden te vertragen.
Op het hoogste punt van het terrein zien we in de paarsige verte Zeist liggen, de ochtendlijke nevelslierten lossen langzaam op. Riemens heeft luchtfoto’s bij zich uit begin jaren zestig. De Leusderheide was één zandvlakte, negenhonderd hectare, bijna helemaal kaalgereden door militaire voertuigen. De wortels van de berken lagen bloot, losgetrild. Toen zijn vooral schermbossen aangelegd, ‘zodat je van buiten niet kon zien wat hier allemaal gebeurde. En om het stof vast te houden natuurlijk.’ Vanaf begin jaren tachtig dekte Defensie een flink deel van het kale zand af met heideplaggen en plantte nieuw bos in. Nu kleurt de Leusderheide in de nazomer weer paars en de bossen maken inmiddels een derde van het terrein uit.
Op een heideveld staan vier mannen grove dennen en berken te rooien. ‘Hier houden we de verbossing tegen,’ zegt Riemens. ‘Geologisch is dit stuk heel interessant. Grind met ronde plakken mos ertussen.’ Sterrenmos, bekermos en kleine blauwige graspolletjes die ook de boswerkers nog nooit hebben gezien.
ind jaren tachtig had Defensie grootse uitbreidingsplannen voor de Leusderheide en in dat kader is ook de natuurontwikkeling onderzocht. En toen liep de Koude Oorlog plotseling ten einde en was de uitbreiding van de baan. Maar de studies lagen er en Riemens kon daar mooi uit putten. Zo liet hij stroken bos kappen om verbindingen te maken tussen de heidevelden op het terrein. Nu kunnen zeldzame soorten als de zandhagedis en hazelworm rondtrekken. ‘Niet dat ze dat al massaal doen, hoor,’ zegt hij.
Ook al heeft Defensie in het verleden niet naar de natuur op haar terreinen omgekeken, toch zijn het vaak plekken met bijzondere natuurwaarde geworden. ‘Veel oppervlakte ligt er maar te liggen,’ zegt Riemens. De natuur heeft er jaren tamelijk ongestoord haar gang kunnen gaan. Verspreid op het terrein liggen eikenstrubbenbosjes, doorgegroeide oude hakhoutplaatsen. ‘Waarschijnlijk zijn ze rond 1940 voor het laatst afgezet voor brandhout,’ zegt Riemens. ‘Er is veel wintereik bij, dat wijst erop dat het wel eens een heel oude bosgroeiplaats zou kunnen zijn.’ De tankbemanning kijkt ongelovig naar de struikachtige bomen.
‘Vorige keer mochten we in een bepaald gebied niet meer rijden,’ vertelt opperwachtmeester Nieuwkasteel, ‘want er zaten nachtzwaluwen te broeden. Ik kon het hele beest niet.’ Ze willen best rekening houden met de natuur, zeggen ze, maar pottenkijkers hebben ze toch liever niet. ‘Als wij hier oefenen komen er vaak ineens verrekijkermannen aanrijden, zoals wij ze noemen,’ zegt Spooren. ‘Het zijn vrijwilligers die nachtzwaluwen tellen,’ verklaart Riemens. ‘Ze adviseren mij geregeld.’ Spooren vervolgt: ‘Vooral ’s nachts zie je rare dingen. Via de warmtebeeldcamera in de tank zie je alles, er zijn rondom het terrein hele rare plekken.’ Nee, verder wil hij er niets over kwijt.
Blijkbaar laat niet iedereen zich afschrikken door de borden om het terrein die ‘levensgevaarlijk’ roepen en melden dat er niet-gesprongen munitie en springstoffen liggen. Die hebben de Duitsers in de Tweede Wereldoorlog achtergelaten. Op de Leusderheide hadden ze een afwerppunt, de Duitse vliegtuigen namen hun bommen nooit mee terug naar het nabijgelegen vliegveld Soesterberg. Ook hadden ze op de Leusderheide een schijnvliegveld aangelegd, om de aandacht van Soesterberg af te leiden. Een aantal jaren geleden is er een vijfhonderdponder gevonden, vertelt Riemens, een echt grote vliegtuigbom.
We rijden langs een grafheuvel, een zandberg in de heide. Hij is gerestaureerd en wordt nu vrijgehouden van begroeiing. Op de heuvel zit een torenvalk zijn prooi te verschalken. Hij laat zich door onze auto niet opschrikken. Hij is wel wat gewend.