‘Voor uitgevers is het auteursrecht een groot goed’, zegt Petra Keuchenius, manager juridische en algemene zaken van de Weekblad Pers Groep in een publicatie van Stichting Auteursrechtbelangen. ‘We moeten het besef overbrengen dat er zonder auteursrecht geen producten zijn.’ En: ‘We moeten het weer logisch vinden om een vergoeding te betalen voor iets waar iemand anders veel tijd en energie in heeft gestoken. Het gaat om iemands eigendom.’
Dat is mooi, dat het auteursrecht voor uitgevers een groot goed is. Logisch ook, want de digitale markt biedt steeds meer kansen. Redacties bouwen websites, uitgevers verkopen het gebruik van hun uitgaven aan commerciƫle databankuitgevers, knipseldiensten en grote bedrijven. Ze baten hun auteursrechtelijke eigendommen goed uit en dreigen naar de rechter te stappen als met hun rechten de hand wordt gelicht.
Jammer alleen dat ze met twee maten meten, want zelf respecteren ze het auteursrecht van andere auteursrechthebbenden niet. Diezelfde Keuchenius: ‘Wat ik als uitgever voor dat auteursrecht ga betalen is een ander punt. Dat is een kwestie van geven en nemen. (…) De speling zit ‘m in de nevenrechtenexploitatie, daar komt veel onderhandeling bij kijken.’ Onderhandelen met de grote informatieconcerns aan wie ze iets willen verkopen, dat geloof ik graag ja, maar niet met de freelancers die de teksten schrijven. Lange tijd exploiteerden ze het werk van freelancers zelfs zonder hun toestemming en zonder er een cent voor te betalen.
Een paar jaar geleden heeft de rechter deze praktijken verboden. Dat was een tegenvaller. Wat te doen? De uitgevers fabriceerden standaardcontracten waarmee ze het auteursrecht uitholden, door bijna alle exploitatierechten van het werk van freelancers op te eisen. Meteen maar eeuwigdurend en voor elke mogelijke toekomstige toepassing, dan hadden ze er nooit gezeur meer over.
Wie zo gek zijn om die contracten te tekenen? Freelancers. Want uitgevers hebben heel wat stokken achter de deur.
In de praktijk gaat het de laatste jaren zo: uitgevers stellen contracten op zonder overleg met freelancers of hun vertegenwoordigers, de hoofdredacteur doet daar een briefje bij dat lichtjes naar chantage riekt. Vervolgens zet hij zijn chefs onder druk om onwillige freelancers de wacht aan te zeggen. Die zeggen tegen hun freelance medewerkers: kom joh, teken nou, anders mag je straks niet meer voor ons werken. Of ze zeggen niets. Ondertussen gaan op de redacties lijsten rond met namen van freelance medewerkers die hun handtekening blijven weigeren.
De weigeraars hopen dat hun jarenlange relatie met hun opdrachtgevers en hun goede naam hen nog een tijdje kunnen redden. Vaak klopt dat ook, maar ze worden wel langzaam uitgerookt door uitgevers en redacties. Hun werk staat, heel ouderwets, alleen in de papieren krant, niet op de website, niet in databanken, niet in digitale knipselkranten. Daardoor raken ze gemarginaliseerd. Want wie met zijn werk niet op internet te vinden is, die wordt langzaam een schim.Ondertussen staan er genoeg beginnende freelancers te trappelen die nog geen notie hebben van rechten en tarieven, en die alleen maar hopen dat het lukt om hun stuk over dat prachtige onderwerp in de krant te krijgen. Een ideaal moment voor redacties om toe te slaan. Dat contract is standaard, zeggen ze tegen de nieuweling, (bijna) iedereen heeft het getekend.
Tegen die enkele waaghals die dan toch over rechten of betaling begint, zeggen ze: Ach, de exploitatie van dat hergebruik, dat levert je niet meer dan wat eurodubbeltjes op. Geen beginneling die te boek wil staan als lastpak of kruidenier. Ziezo, weer eentje over de streep.
Denkt u dat het allemaal wel los zal lopen? Dat u het anders wel geweten zou hebben omdat u toch goed geïnformeerd bent? Ongeloof is inderdaad vaak ons deel.
Redacties houden de sociaal-economische en juridische positie van freelancers zorgvuldig buiten hun kolommen. Eerlijke berichtgeving, rechtvaardigheid, die doen er alleen toe als redacteuren hun journalistieke pet op hebben, als opdrachtgevers kunnen ze daar niet aan beginnen. Verdeel en heers is een veel effectievere strategie. Ook opiniestukken van FLA-leden over dit thema worden stelselmatig niet geplaatst. De reden? Het zou om een interne aangelegenheid gaan. Maar dat is natuurlijk lariekoek, het gaat om een maatschappelijke misstand die enkele duizenden journalisten en schrijvers treft.
Het loopt niet los, en de enkeling die voor zijn informatie niet afhankelijk is van de geschreven pers, weet dat ook. Het Instituut voor Informatierecht (IViR), dat in opdracht van het ministerie van Justitie onderzoek deed naar auteurscontractenrecht, constateerde afgelopen juni dat er in Nederland niets geregeld is om auteurs te beschermen nu ze mede door toenemende mediaconcentratie in een structureel steeds zwakkere onderhandelingspositie komen te verkeren. Van gelijkheid van de contractpartijen is geen sprake en dat leidt vaak tot ‘onevenwichtige en zelfs ronduit oneerlijke (standaard)contracten’. En: ‘Elders in de samenleving is reeds lang geleden ingezien, en inmiddels algemeen aanvaard, dat het rechtvaardig is om structureel zwakkere personen tegen structureel sterkere partijen enige wettelijke bescherming te bieden.’ De onderzoekers voegen daaraan toe dat het niet alleen een kwestie is van sociale rechtvaardigheid, maar ook van culturele opportuniteit: het auteursrechtelijk systeem vormt een prikkel voor culturele productie.
Het begint op kwade trouw te lijken. Petra Keuchenius heeft gelijk, het is een kwestie van geven en nemen. Uitgevers en hoofdredacties zijn erg goed in nemen. Aan de borreltafel hebben ze het zelfs handenwrijvend over ‘gevonden geld’.
Freelancers hoeven geen gouden bergen. Freelancers hoeven geen opgetuigd CAO-bouwwerk zoals de NVJ die voor redacteuren en hoofdredacteuren heeft bedongen. Maar waarom ze voor een woord maximaal de helft krijgen van de woordprijs die hun evenknieën in loondienst ontvangen? Daarvoor is geen zinnig argument.Geloof uitgevers en hoofdredacties niet klakkeloos als ze zeggen dat ze freelancers heus wel normaal zouden willen betalen, maar dat ze helaas niet genoeg winst maken. Freelancers behoren helemaal niet uit de winst betaald te worden maar uit de bedrijfskosten, net als de lonen, de stroom, het papier en het juridisch advies.
Geloof uitgevers en hoofdredacties ook niet als ze beweren dat het onuitvoerbaar is om de auteursrechten van freelancers fatsoenlijk te regelen. Dat was vroeger misschien ingewikkeld, maar in het digitale tijdperk is dat een fluitje van een cent. Want als bladen hun lezers op maat kunnen bedienen en hen voor elk artikel dat ze op hun scherm bekijken 1,15 euro laten betalen, dan kan het ook geen enkel probleem zijn om daarvan een deel uit te betalen aan de freelancer die het artikel schreef.
De afspraken die wij voorstaan aan wie ons werk mag worden doorverkocht, voor hoe lang, voor welk percentage en onder welke voorwaarden passen op één A4’tje. Of op het kleine digitaal bestandje met (auteursrechtelijke) gegevens dat nu al aan elk artikel wordt geplakt dat naar databanken gaat. Gironummer van de schrijver erbij en klaar.
Het is een schandvlek op het blazoen van de geschreven pers dat hun kolommen voor 33 tot 85 procent bestaan uit teksten die ze verwerven door uitbuiting. En wat ik, na twintig jaar freelance journalistiek, steeds onbevattelijker ga vinden is dat uitgevers en redacties zich niet doodschamen voor hun eigen blinde vlek.
De auteur was bestuurslid van de FreeLancers Associatie van 2000 tot medio 2005, eerst als penningmeester en vanaf 2003 als voorzitter. Vanaf 2002 was ze tevens bestuurslid van de Vereniging voor Schrijvers en Vertalers (VSenV)