Ik zou morsdood geweest zijn, vanbinnen weggevreten door bacteriën, op mijn eenendertigste – als de moderne geneeskunst er niet was geweest. Nog jonger had ik al bruine stompjes in mijn mond bloot gelachen, gekreupeld, was een pink kwijtgeraakt, of ik was al aan een kinderziekte bezweken. Maar ik ben 58 en leef, recht van lijf en leden. Geen kwaad woord dus over de gezondheidszorg.
Ik vel bomen, hak hout voor de kachel, loop bij weer en wind door de velden om te gaan jagen, zit uren in een hoogzit buiten bij -9 °C. Er komen wel eens zieke dieren voorbij. Ziek wild mag ik uit zijn lijden verlossen. Dat hoort bij de geschreven en ongeschreven regels van weidelijk jagen, ik ben het aan het wild verplicht. Soms zie ik een dier dat nauwelijks nog met het roedel mee kan komen, dat hinkend de winter niet zal overleven, dat kaal is van de schurft, of dat vermagerd en met een besmeurd achterstel wordt geveld door parasieten, of snuift en briest en hoest terwijl de horzellarven uit zijn neusgaten kringelen. Soms laat ik het lopen. Heeft het dan geluk of pech?
in een hoogzit, alleen in het onmetelijke Oost-Duitse landschap, heb ik veel tijd te mijmeren over leven en dood, over ziekte en vergankelijkheid. Alleen, zo overweeg ik, als je het wild zou domesticeren, zou het te behandelen zijn. Maar dan is het geen wild meer, dan doe je zijn aard geweld aan. Het zou zich nooit vrijwillig aan een geneeskundige behandeling onderwerpen. Wij wel, wij doen niet anders.
Het wild houdt me een spiegel voor: leven of dood is vooral een kwestie van geluk of pech. Het kan nog steeds iedereen overkomen: een half leven lang chronisch lijden, of zomaar ter plekke dood neervallen. Ook al proberen we ons met een miljarden verslindende gezondheidszorg tegen het onheil te weren, lopen we met apps rond die onze lichamelijke toestand steeds fijnmaziger registreren, stellen we onze maaltijd samen als was het een dieet tegen ziekten en kwalen: veilig zijn we niet.
Bij elk pijntje surfen we het net af op zoek naar een diagnose. Eenmaal in de spreekkamer weten we al wat er ons scheelt, welke onderzoeken en medicijnen we nodig hebben en hoe groot de kans op genezing is. Als de arts met zijn klinische ervaring er anders over denkt, gaan we shoppen bij andere helers. Alles moet wijken voor onze gezondheid, ziek zijn is onrechtvaardig, doodgaan sowieso. We zitten er bovenop. Elk nieuw apparaat, elk nieuw medicijn doordringt ons meer van alle gevaren en wakkert onze angst aan. Zo staan we er voor: nog nooit zo gezond, een leven lang ziek.
Ik kijk naar het voorbijtrekkende wild en oefen me in het aanvaarden van pech. Ook onheil door schuld of menselijk falen is, in het geval van onomkeerbaarheid, pech. Noem dat geen fatalisme. Ik zit niet bij de pakken neer. Integendeel. Wat er ook gebeurt, het is aan mij hoe ik ermee leef. Dat kan ik op niemand afschuiven. En het lot, dat heeft nu eenmaal het laatste woord.
Skipr helpt beslissers in de zorg om hun koers te bepalen. Zie ook: over Skipr
Gastschrijver Pauline de Bok schreef veel over de gezondheidszorg. Voor haar boek Doodsberichten werkte ze in de terminale thuiszorg. Afgelopen herfst verscheen haar roman De jaagster