Dat nieuwe millennium begint langzaam iets et worden in mijn kop. Niet vanwege dat nakende magische moment, dat zal wel vies tegenvallen: staan we met z´n allen, óp van de zenuwen, te wachten op diepe gevoelens en hevige sentimenten… en dan komt er niets.
Nee, het zal uiteindelijk toch vooral gewoon oud en nieuw zijn, met zoenen, champagne en vuurwerk. Een jaarwisseling. Want omdat we zelf de honderd niet halen is een eeuwwisseling voor ons bevattingsvermogen te groot, laat staan een millenniumwisseling. Het is teveel van het goede.
Ook de millenniumproblemen houden me niet echt bezig. Daar is iedereen onderhand een beetje moe van. Het zal wel loslopen. Ach ja, er zullen wat meer mensen moeten werken, en er zullen er heel wat stand by moeten zijn. Dat is sneu, maar het maakt ze ook gewichtig, denken ze nu. Waarschijnlijk vertellen ze hun kleinkinderen later dat opa de nacht van 1999 op 2000 in zijn brandweeruniform heeft gevierd omdat die achterlijk lui uit de vorige eeuw dachten dat er rampen zouden uitbreken. Lachen! Hier en daar een binnen- of buitenbrandje, dat was al. Eerlijk gezegd denk ik dat die staat van paraatheid vooral iets zegt over de controledrift van twintigste-eeuwers.
Ah, nu zijn we er: twintigste-eeuwers. Het hoge woord is eruit. Dat begint tot me door te dringen: ik ben een twintigste-eeuwer. Van de week keek ik naar mijn buurmeisje van zes en dacht: zij is van dc nieuwe eeuw, van het nieuwe millennium. Zij zal zich later die goeie oude twintigste eeuw nauwelijks nog herinneren. Natuurlijk, met een beetje geluk heb ik ook nog wel een jaar of dertig, veertig te gaan, maar mijn jeugd en de jaren waarin mijn leven vorm kreeg, hebben zich in de vorige eeuw afgespeeld. Nee, nog een paar dagen en ik ben achterhaald, plotsklaps oud, een museumstuk. Het is godgeklaagd. Eigenlijk heb ik met drieënveertig jaar nog helemaal niet de leeftijd om achterhaald te zijn. Maar door die idiote millenniumwisseling voel ik me ineens een eeuw ouder. Het is vreemd dat zo´n kalender – die toch niet meer dan een menselijke constructie is – je gevoel over jezelf en de wereld om je heen zo kleurt. Goed, het zal nog een tijdje over vorig jaar gaan, over twee, drie jaar geleden. Maar al snel zullen we het over de jaren negentig, tachtig, zeventig van de vorige eeuw hebben. En na een tijdje vatten we die decennia gemakshalve samen en spreken over de tweede helft van de vorige eeuw. Nog iets later zal het kortweg over de vorige eeuw gaan. Minstens de helft van mijn leven heeft zich dan in de vorige eeuw afgespeeld. Dat ik in 1956 geboren ben, doet er niet meer toe. Wat voorop staat is: ik ben een twintigste-eeuwer. Ik ben bijna net zo oud als mijn ouders, mijn grootouders. En zo krimpt de twintigste eeuw ineen.
En dan is er nog een probleem dat me prikkelt: hoe gaan we de komende tien jaar noemen? De jaren nul? Dat klinkt wel erg zielig voor al die toekomstverwachting die het jaar 2000 altijd met zich mee heeft gedragen. Hoe heette de tijd van 1900 tot 1910 eigenlijk? Die heeft geen naam. En de periode van 1910 tot 1920 hoor je ook bijna nooit `de jaren tien´ noemen, dat klinkt veel te kleuterig. Nee, die benaming begint pas bij `de jaren twintig´. En wat gaan jullie eigenlijk schrijven: braaf voluit telkens 2000 of vlotjes 00? Het ziet er allebei niet uit, vind ik. Maar ja, ik ben dan ook in hart en nieren een twintigste-eeuwer.