Ziel & zaligheid
Antwoorden op levensvragen zijn niet meer vanzelfsprekend, want veel mensen zijn religieus of levensbeschouwelijk ontheemd geraakt. Toch zijn er ook mensen die geestelijk wel een thuis hebben. In deze serie komen zij aan het woord: de rabbi, de feministe, de protestant, de humanist, de islamiet, de antroposoof, de katholiek en de boeddhist. Door te laten zien hoe zij in het leven staan met hun geloof of overtuiging, komt er meer zicht op de vele tradities, verhalen en opvattingen die in Nederland naast elkaar leven. Deze keer professor C. Graafland, lid van de Gereformeerde Bond binnen de Nederlands Hervormde Kerk.
Gretig duwt professor C. Graafland (1928) me een krantenknipsel onder de neus als ik zijn werkkamer binnenstap. Het Nederlands Dagblad van 13 mei 2000: `Graafland: Belijdenisgeschriften staan Bijbel in de weg´. `Ze hebben het zelfs op de voorpagina gezet´, glundert Graafland, `zo schokkend vonden ze het.´
In de loop der jaren kwam hij steeds meer tot de overtuiging dat alleen de bijbel het Woord van God is. Al het andere is mensenwerk, dus ook de belijdenisgeschriften, met als voornaamste de Dordtse Leerregels uit 1619. Het zijn tijdgebonden geschriften en Graafland pleit ervoor terug te keren tot de bijbel, net zoals Luther en Calvijn deden in hun tijd. Niet dat hij de hele gereformeerde traditie op de mestvaalt wil gooien, `ik heb deze zelfs lief´, benadrukt hij, maar ze mag geen obstakel vormen tussen gelovigen en de bijbel.
Graafland houdt wel van wat opschudding, zijn leven lang heeft hij het debat gezocht. `Ik ben een man van dialoog. In een gesprek ben ik het best op dreef, vaak juist met mensen die het niet met me eens zijn.´ Trots laat hij het liber amicorum Uitdagend gereformeerd zien dat in 1993 is verschenen toen hij afscheid nam als hoogleraar aan de universiteit van Utrecht. `Dat is ongewoon zo´n afscheidsboek, want mijn vrienden en collega´s hebben echt moeite genomen om me op de korrel te nemen.´ En Graafland zou Graafland niet zijn als hij daarop niet weer met een boekje had geantwoord: Verantwoord gereformeerd. Hij weet dat hij met zijn onvermoeibare scherpte mensen wel eens ergert. `Ze vliegen tegen de zolder op. Er zit een geladenheid in mij, ik ben ook een gespannen mens, een slechte slaper, niet dat dat nou zo goed is, maar het is zo.´ Glimmend van plezier citeert hij: “Daar heeft die alleraardigste professor Graafland op z´n oude dag nog een steen in de vijver gegooid.” Ik neem het allemaal wel ernstig, maar het is ook een spel, een ernstig spel.´
Zijn leven lang heeft Graafland de geschiedenis van de reformatie bestudeerd. En nu zitten we te praten met om ons heen allemaal lege boekenschappen. Graafland heeft zijn bibliotheek verkocht, alleen de boeken met bijbeluitleg heeft hij nog om zijn preken voor te bereiden. Hij had alle werken van Calvijn, wat een zeldzaamheid is. Maar liefst tachtigduizend gulden bracht zijn bibliotheek op. Het moet een hard gelag zijn om dat van de hand te doen, suggereer ik. `Nee´, lacht Graafland met zijn blijde blauwe ogen, `ik ben helemaal geen boekenfan, ik ga er heel functioneel mee om. Mijn vrouw vindt het erger dan ik. Zelf heb ik ook een gevoel van bevrijding. Ik zet een punt achter de bestudering van de traditie, ik wil nu in het heden leven.´ Hij heeft ook nog wat boeken aan zijn dochter Hilde gegeven, die predikant is in het Rotterdamse Hillegersberg, aan een neef en een aangetrouwde neef, die ook beiden predikant zijn.
In de vensterbank staat een foto van het gezin Graafland: zes kinderen, en inmiddels veertien kleinkinderen. Zijn jongste zoon heeft na zijn economiestudie ook theologie gestudeerd en is nu bijzonder hoogleraar in de ethiek van de economie in Tilburg. `Het is een eigentijdse jongen´, zegt Graafland, `maar hij is wel heel positief christelijk.´ Eigenlijk geldt dat voor al zijn kinderen, op de een of andere manier zijn ze allemaal binnen de poorten van het protestantisme gebleven.
Zelf komt Graafland uit een `heel eenvoudig milieu´, hij is de jongste van zeven kinderen. `Mijn vader werkte bij de gemeentereiniging hier in Gouda, “baggerman” stond op z´n loonbriefje. Hij liep ook wel achter de vuilniswagen aan.´ Een opleiding had zijn vader niet, maar wel charismatische trekjes. Zo bracht hij het tot ouderling in de Christelijk Gereformeerde Kerk en tot schoolbestuurder. `Mijn moeder was heel bevindelijk, piëtistisch, vroom. Ik heb veel aan haar te danken. Ze deed niets anders dan lezen, was heel intelligent en goed op de hoogte van de gereformeerde traditie. Dat scherpe, kritische heb ik van haar, zij liet het er niet bij zitten.´ Graafland heeft er een afkeer van kille leerstelligheid aan over gehouden. Het gaat hem er vooral om het Woord te leven en het geloof te beleven. In zijn jeugd heeft Graafland een duidelijk bekeringsmoment gehad. `Ik was een oppassende jongen, hoewel ik niet zo´n leuk karakter had, een beetje sarcastisch. Toen ik een jaar of zestien was en op kantoor werkte, begon ik de wereld te verkennen. Ik ging eens een café in, eens naar de bioscoop. Maar op een dag, onder een preek van een hervormde dominee van de Gereformeerde Bond ben ik tot bekering gekomen, die preek ging dwars door me heen.´ Hij deed staatsexamen en een ongehuwde tante die verpleegster was, heeft hem laten studeren. Als theologiestudent kwam hij vrij toevallig bij de Gereformeerde Bond terecht, de meest orthodoxe geloofsrichting binnen de Hervormde Kerk. Tot de dag van vandaag maakt Graafland er deel van uit, ook al werd hij steeds liberaler. Soms kreeg hij zelfs de vraag waarom hij niet opstapte als hij zoveel kritiek had. Een antwoord: het is de specifieke spiritualiteit die hem aan de Bond bindt.
Door zijn preken is hij altijd midden tussen de Bonders blijven staan. `Ik spreek de mensen direct aan, via het gevoel. In de bediening van het Woord gebeurt het heil, het is sacramenteel: het Woord gebeurt, op dat moment, daar in die kerk. Daar zijn zelfs de strengste gelovigen gevoelig voor. Dat herkennen ze en dan denken ze: “Hij maakt wel eens een schuiver, maar hij is toch wel een kind van God.” Dat is het waardevolle van Bonders, dat ze daar oog voor hebben.´
Klakkeloos de traditie volgen past niet bij Graafland en daardoor heeft hij soms afwijkende meningen. Over de vrouw in het ambt bijvoorbeeld. De Gereformeerde Bond is daar tegen. `Een vrouw moet zwijgen, zegt Paulus, niet leren.´ Graafland vond dat ook, tot hij een keer in Nieuwendam preekte. `Het was hoogzomer en terwijl ik stond te preken, keek ik recht in de boezem van een vrouw uit de kerkeraad. Zo kan ze hier toch niet zitten, dacht ik. Laat nu net die vrouw naderhand het meest inhoudelijk op mijn preek ingaan. Jongejonge, dacht ik bij mezelf, wat ben ik weer oppervlakkig geweest, het waren mijn mannenogen die me parten speelden. Toen ben ik de bijbel anders gaan lezen en ik vond dat diezelfde Paulus ook vertelt dat vrouwen profeteren. Zo ben ik van gedachten veranderd.´ Gelukkig maar voor zijn dochter.Zo´n twintig jaar was Graafland predikant: in Ameide, Woerden, Veenendaal en Amsterdam. `Dat was eind jaren zestig, in de Provotijd. Ik stond in de Oranjekerk in De Pijp. Daar kwam van alles: bonders, verontruste gereformeerden, rechtse katholieken, mensen die zich verzetten tegen de verhorizontalisering van de predikingen en de maatschappijkritische toon. Zij wilden een boodschap van boven. Mijn oudste kinderen zaten in die tijd op het Christelijk Lyceum bij het Museumplein. Ze zagen de demonstraties “Johnson moordenaar”. Ik vond het erg, zij dronken het in. Toen werd ik hoogleraar en ik was blij uit Amsterdam weg te gaan. Ik zag er zoveel gezinnen mislukken, ook geestelijk.´
Ze verhuisden naar De Bilt, woonden te midden van hoogleraren, maar Graafland voelde zich er niet thuis. `De kerkelijke gemeenschap was er heel traag. We verlangden naar een gemeenschap waarin we als gezin uit de voeten konden.´ En zo verhuisden ze naar Gouda, waar professor Graafland nog steeds Kees heet en waar een levendige gemeenschap is van Gereformeerde Bonders, met veel jongeren, en natuurlijk die prachtige Sint-Janskerk. Elke zondag is hij er te vinden, als hij zelf ergens moet preken alleen ´s middags. Ook neemt hij deel aan een bijbelkring, als gewoon gemeentelid. `Hier ben ik een gewone Gouwenaar.´
Graafland heeft allerlei functies vervuld op het grensvlak van kerk, wetenschap en samenleving. Hij zat in het bestuur van de Ikon, van de Ncrv, van het Nederlands Bijbelgenootschap. In commissies nam hij deel aan het herenigingproces van de Nederlands Hervormde Kerk, de Gereformeerde Kerken in Nederland en de lutheranen. Toch ziet hij niet veel heil in de Samen-op-Wegkerken. `Ik heb weinig goede woorden over voor de Gereformeerde Kerk. De mentale kant ervan staat me tegen, het stellige. Ze weten het zo goed.´ Ook is hij bang dat het geloof te vaag wordt. Zijn eigen kring, de Gereformeerde Bond, is zelfs ronduit tegen Samen-op-Weg. `Die wil eigen kerkjes houden, maar daar ben ik ook niet voor. We moeten ons niet isoleren, maar een duidelijke partij spelen, een positieve christelijke getuigenis afleggen. Je moet met je tijd mee. Je staat midden in de kerk met je boodschap, hoe meer zielen hoe meer vreugde.´
In de kerken is de maatschappijkritische toon inmiddels verdwenen, zegt Graafland, `nu gaat men op de psychologische toer.´ In beide gevallen draait het om deze wereld, terwijl het christenlijk geloof die juist zou moeten overstijgen. Zelf leeft Graafland sterk met een toekomstverwachting, met het Koninkrijk dat komt. Toch keert hij zich niet af van het hedendaagse, postmoderne levensgevoel. `Je kunt het niet veranderen, je kunt je beter afvragen: hoe kan ik met het evangelie op die mens inspelen? We hebben weinig houvast behalve de bijbel. Ook mensen die eigentijds leven blijken zich door de bijbel te laten gezeggen.´
Gevraagd naar zijn favoriete bijbelteksten, roept hij uit: `De psalmen! Ze zijn oerbevindelijk. Ik kan me er ook persoonlijk heel goed in kwijt. Al dertig jaar preek ik over de psalmen. Ik ben nu toegekomen aan Psalm 25.´
Moeite heeft hij met de predestinatieleer: dat God apriori mensen verkiest en verwerpt. `Daardoor hebben wij een “trauma” opgelopen´, schrijft hij ergens. En hij zegt: `Dat helaas niet iedereen behouden blijft, dat geloof ik ook wel, maar we weten niet wie. Als je behouden bent, mag je God danken, als je niet behouden wordt, kun je niet God de schuld geven.´
Graafland is niet een man die op alles zijn antwoord klaar heeft, daarvoor is hij te veel een zoeker. Op de vraag hoe het kwaad in de wereld komt, zegt hij: `Ik vind het heel moeilijk, ik heb er geen kloppend antwoord op. De zonde is een raadsel van het bestaan, een enorme werkelijkheid maar niet te verklaren. Waar het kwaad vandaan komt, eerlijk gezegd doe ik niet eens zo´n moeite dat te achterhalen, ik heb m´n handen al vol aan de werkelijkheid van het kwaad. Het is in ieder geval niet rationeel en doorzichtig.´
Nog steeds denkt hij na over zijn woorden, ze zijn levend, hij zegt niet zomaar iets, daarom is hij waarschijnlijk ook zo geliefd als predikant. Aan het begin van elk jaar bellen kerken op voor preekbeurten. `Vroeger had ik m´n agenda soms in de eerste week al helemaal vol. Maar nu laat ik dat niet meer gebeuren. Ik kan niet meer zo ver vooruit plannen, dan kan ik allang onder de aarde liggen.´ Hij leeft dicht bij de dood, zegt hij. Slechts één broer en één zus leven nog. `Als het zover is schuil ik weg achter Jezus, dat geeft me rust. Als jonge jongen was ik al enorm aangesproken door het formulier bij het Avondmaal: “Hij voor mij, daar ik anders de eeuwige dood had moeten sterven.” Dat is het fundament waarop ik sta.´Preken in Krimpen aan den IJssel
De schemering wil maar niet wijken die zondagmorgen in Krimpen aan den IJssel. Onder hun paraplu´s snellen mensen naar de Sionskerk. De omliggende straten staan vol geparkeerd auto´s. Om negen uur begint de kerkdienst, maar een half uur van te voren is de kerk al aardig volgestroomd. Het is een groot modern gebouw, de muren zijn van schoonmetselwerk, het plafond is betimmerd met smalle latten. Voorin prijkt hoog en monumentaal de kansel. Niets in de ruimte leidt af van het Woord.
Honderden mensen wachten rustig tot de kerkdienst begint, hun kerkboek al opengeslagen bij de eerste psalm. De leeftijd van de kerkgangers is een doorsnee van de Nederlandse bevolking. Grijze hoofden naast gezinnen met jonge kinderen, modieus geklede meiden en jongens met opgestijfde kuiven. Geen vrouwen in broeken, dat niet, en hoeden en hoedjes zijn bovengemiddeld vertegenwoordigd. Losse stoelen worden uit de hal aangesleept, de ijzeren poten schrapen luid over de stenen vloer, begeleid door de pompeuze tonen van het orgel. Ja, het is altijd zo druk in de Sionskerk, knikt de dame naast mij vergenoegd.
De deur in de achterwand gaat open, in zwarte kostuums schrijdt de kerkeraad binnen. Op de voorste rijen links en rechts van de kansel nemen de mannen plaats. Een ouderling heet iedereen welkom, ook degenen die meeluisteren via de kerktelefoon, hij kondigt een veertigjarig huwelijk aan, een doopzitting en een bijeenkomst van de vrouwengespreksgroep `Weduwe van Sarafat´, een avond over opvoeding `Liefde moet je leren´, een thema-avond voor jongeren `Het oog van de naald´ en tenslotte informeert hij het kerkvolk over de zieken in hun midden. Dan kondigt hij de eerste psalm aan, die de kinderen van vier tot zes op de zondagsschool hebben geleerd. In deze kerkgemeente is het geloof ook in 2000 nog springlevend.In de stilte erna bestijgt professor dr. C. Graafland plechtig in zijn toga de kansel. Bijna fluisterend begint hij te spreken, zodat de stilte en aandacht nog verdiepen. Hij bidt, de tweede psalm wordt gezongen, hij vat de kern van de tien geboden samen: `Gij zult liefhebben de Here uw God met geheel uw ziel, hart en verstand. En ten tweede: Gij zult uw naasten liefhebben als uzelf.´ Hij spreekt God aan: `U wilt ons vandaag niet alleen uw geboden geven, maar ook uw beloften voor de toekomst.´ Hij leest uit de tweede rondschrijfbrief van de apostel Petrus, waarover hij zal gaan preken. Mijn rechterbuurvrouw biedt me een mentol aan. Het luisteren kan beginnen.
Graafland vertelt dat hij vorig jaar voor de millenniumwisseling heel sterk de verwachting heeft gehad dat de wederkomst van Jezus op handen was. Maar toen het niet gebeurde vergat hij die verwachting al snel en raakte weer verwikkeld in de dingen van alledag. `Dat was voor mezelf een teleurstelling: ben ik dan zo werelds gericht? Was die verwachting dan wel oprecht? En nu, een jaar later, wat denken we nu? Zou het ooit wel eens gebeuren, die wederkomst van Jezus?´
Dan haalt hij Petrus aan: `De Here talmt niet met de belofte, al zijn er, die aan talmen denken, maar Hij is lankmoedig jegens u, daar Hij niet wil, dat sommigen verloren gaan, doch dat allen tot bekering komen.´ En Graafland verklaart: `God wacht nog even om alle mensen de kans te geven om tot inkeer te komen.´ Links van me kruipt een jongetje bij zijn vader op schoot, zijn moeder deelt pepermuntjes uit en houdt ook mij de rol voor. Het is opvallend hoe muisstil de kinderen in de kerk zijn. Graafland krijgt alle aandacht voor zijn preek: `God vindt het heel erg dat mensen verloren gaan.´ Hij buigt voorover, fluistert doordringend: `Vindt u het ook erg? Net zo erg als God? Of laat het u koud?´ En hij vervolgt: `Wat doen wij eraan om mensen tot God te brengen, u en ik?´ Hij vertelt dat veel gelovigen denken dat `alle mensen´ in deze brief `alle uitverkorenen´ betekent. `Ja´, schampert hij lichtjes, `dan klopt het weer als een bus, dan wordt ons orthodoxe hart gerustgesteld. Maar het stáát er niet.´ Nee, besluit hij: `Die bekering wil de Here aan ons allen geven, aan jou dus, en aan u´, hij neigt naar voren, richt zich tot één persoon, `ja, aan u ook, en aan mij.´
Het orgel overstemt de zingende kerkgangers. Als Graafland zijn slotgebed inzet buigen de rijen het hoofd. In de overweldigende stilte fluistert hij God toe en door die stilte en dat fluisteren lijkt deze heel dichtbij. Na het ‘amen’ gaan alle hoofden in één beweging omhoog en murmelt er een geroezemoes door de ruimte. Predikant en kerkeraad verdwijnen weer door de deur, de kerkgangers stromen dralend de grijze motregen in.