Polder Mastenbroek
Op een dag gunde ik mezelf een luxeroute, weg van de snelweg. Over de Kamperzeedijk reed ik van Genemuiden naar Kampen. Links in de diepte strekte zich weiland uit. Onafzienbaar weiland. Aan weidsheid ben ik inmiddels gewend, maar hier keek ik van op.
Op de kaart zag ik dat het Polder Mastenbroek was, omsloten door het Ganzediep, de IJssel en het Zwarte Water. Aan de randen liggen IJsselmuiden, Genemuiden, het industrieterrein van Hasselt, de stadsuitbreidingen van Zwolle. En heel alleen in het middelpunt van het strenge gridwerk ligt een dorpje: Mastenbroek.
Hij is beroemd, Polder Mastenbroek, hij waagt het zelfs om de Beemster naar de kroon te steken. In weidsheid, in ouderdom en in moderniteit. En daar heeft hij goede kaarten voor. Het romantische begrip weidsheid laat zich eenvoudig in cijfers vastleggen. De Beemster heeft zichtlijnen van 1,8 kilometer in alle richtingen, in Polder Mastenbroek zijn ze 7,3 kilometer in de lengte en 2,5 in de breedte. En de Noordoostpolder dan? Een schamele 2,5 kilometer in het rond. Alleen de veenkoloniën in Drenthe en Groningen zijn weidser.
Sommigen beweren dat Polder Mastenbroek de oudste polder van Nederland is – eind veertiende eeuw is hij ontgonnen en bedijkt – maar dat klopt niet: ingepolderd werd er al langer. Maar Polder Mastenbroek is niet zoals gebruikelijk vanuit bestaand land stukje bij beetje in cultuur gebracht, maar ontworpen door een landmeter, die kloeke assen trok en kaarsrechte grote kavels maakte. Dat was nieuw in die tijd.
De eeuwen hebben Polder Mastenbroek maar weinig aangetast en hij belandde in de nota Belvedère, waarin het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap in 1999 de belangrijkste cultuurhistorische gebieden vastlegde. Dat betekent geld. Polder Mastenbroek werkt aan zichzelf, als enige polder heeft hij een virtuele evenknie: een interactieve website. Op die site en in vergaderzaaltjes is geleidelijk een structuurvisie ontwikkeld. Er verscheen eenInventarisatieboek, een Inspiratieboek en een boek Scenario’s voor de polder. Iedereen mocht meedoen met het Scenariospel en het Horizonspel.
De website laat me inzoomen zoals een kind dat doet, van wereldbol, naar Europa, naar Nederland en dan naar een rode vlek in Overijssel: Polder Mastenbroek. Psychedelische muziek suggereert dat ik van Mars kom. En dan is er groen land, leeg en stil land, het eenzame loeien van een koe. Een vogel tjilpt vijf keer. In het westelijk deel van de polder zorgen hoogspanningsmasten voor de enige verticale lijnen en voor fijne horizontale strepen hoog in de lucht. Een groep ganzen scheert over. Boven de vaarten hangt lichte nevel, het groen verkleurt al winters bruinig. Verlangend begint de wind te zuchten en breekt – door een muisklik – plotseling af.
Vijf landschappen herbergt de polder: woonlandschap, werklandschap, agrarisch landschap, waterlandschap en natuurlandschap. Op mijn beeldscherm volg ik de horizon langs de route van Zwolle naar Kampen. Het Horizonspel geeft me opdrachten. Zo moeten er drie woonpunten komen. Rigoureus plaats ik hoogbouw aan de rand van Zwolle, een moderne witte kolos verrijst. Lage huizen zet ik dicht opeen, en ietsje verderop in de leegte enkele bedrijfshallen. Dat is schrikken, het zijn enorme blokken. De polder krimpt. Ook moet ik op drie punten waterberging kwijt, dat is minder moeilijk, plassen in het landschap, ze horen bij de polder en ze raken de horizon niet. Hetzelfde geldt voor de koeien, ik klik een paar plekjes aan in het weiland. Zo. Nu nog bomen. Ik zeul ermee rond, ze misstaan overal. Maar bomen, dat betekent toch natuur, dat is toch goed? Niet in Polder Mastenbroek.
Wat er aan bomen staat in de polder, wordt deels gerooid. Zo wordt de N331 van Zwolle naar Hasselt ‘ontdaan van opgaande beplanting’. Dat staat in de ontwikkelingsvisie voor de polder, Ruimte voor de Toekomst. Natuurlijk wordt het groen gecompenseerd, langs de stadsuitbreidingen worden vijf rijen dik bomen aangelegd, zodat er strakke stedelijke randen ontstaan.
Niets wordt aan het toeval overgelaten. Er komt een handleiding en een voorbeeldboek om polderbewoners te stimuleren tot streekeigen ingrepen. Nieuwe schuren mogen niet zo maar naast de terpen worden gebouwd, ze moeten ook een terp krijgen, zij het een lagere. Verder pleit de nieuwe visie voor mosgroen plastic om de hooibalen. Soms wordt de regelzucht ronduit lachwekkend: voor het ‘recreatief medegebruik van de open ruimte’ bijvoorbeeld worden door de weilanden wandelpaden aangelegd voor ‘maximaal 10 personen per dag’. Een typisch poldercompromis: stadsbewoners moeten van het land mogen genieten, maar boeren komen op voor hun eigen rust en natuurbeschermers voor die van de weidevogels. Genoeg, de visie maakt de polder tot een openluchtmuseum en de virtuele variant is zo zwaar opgetuigd dat ze telkens vastloopt. Welke boer of burger heeft zoveel geheugen?
Ik pak de auto en rijd weer naar de Kamperzeedijk. Dit keer sla ik linksaf, sta in de polder en denk: dit is geen hoogvlakte maar een diepvlakte. Pas geleidelijk komt het strakke grid in het gelid te liggen. De dijken slingeren om de polder, hier en daar heeft een oude doorbraak een kolk achtergelaten. De weteringen en stegen zijn minder strak dan op de kaart. De lijnen bibberen een beetje, ze zijn oud en met de hand aangelegd. Die blijven zo, las ik in de visie. Mooi.
Nog opvallender zijn de kruispunten, ineens is de strakheid van het grid een warboel. Op de kaart komt het patroon beter tot zijn recht dan in het echt: de wegen en wateren sluiten niet goed op elkaar aan. Alsof de aanleggers van buiten naar binnen hebben gewerkt en niet helemaal goed hebben gemikt. Sommigen zeggen dat het inderdaad zo is gegaan. Het vreemde is dat ze er dan wel heel consequent naast hebben gezeten.
Ik rijd rond en kan mijn ogen niet van de terpen afhouden. Op de site had ik wel gelezen dat ze karakteristiek waren, ik heb er zelfs foto’s van gezien, maar dat ze zulke mooie hoge kussens vormen voor de boerderijen, dat zie je pas in het echt.