Nee, ik ga niet kankeren op het Museumplein. Ik ging zondag gewoon naar de opening, omdat het een mooie dag was om tussen de mensen te slenteren.
Vastberaden probeerde ik het logo van Nederlands grootste grutter aan de rand van het plein niet te zien. Maar helaas, de snoodaard greep mij onverhoeds bij mijn reukorgaan. Onder het ezelsoor vandaan walmde de penetrante lucht van saucijzenbroodjes. Een aanslag op mijn zonnige humeur. Het hoort niet, vind ik, een kruidenier op het Museumplein. Het ezelsoor is daardoor van meet af aan een rafelrand van onze cultuur geworden, daaronder piept de koop- en hebzucht van de Nederlander tevoorschijn. Een beetje obsceen. En toen zag ik ook ineens waar al die gezellige picknickmanden vandaan kwamen: een geschenk van de kruidenier aan de buurtbewoners. Wat een strooplikkerij.
De opening werd al dagen van tevoren opgeklopt met de allerfijnste Nederlandse clichés: het Museumplein is `Het Plein der Pleinen´, `De navel van de Nederlandse cultuur´, en meer van dat fraais. Het Stadsdeel Zuid had `musical-artiesten van Joop van den Ende´ weten te strikken voor een `wervelend spektakel´. Dat kon niet anders dan groots worden.
Het begon al goed. De crème de la crème van de Nederlandse cultuur sprak de menigte toe: Rembrandt van Rijn, de schrijver Constantijn Huygens, de componist Sweelinck, Vincent van Gogh en nog wat verklede mannen met fluwelen steekhoeden en fazantenveer. Ze herinnerden zich allen dat hier vroeger een groene weide lag en prezen het `illustere Museumplein´ aan als oase van rust en als huiskamer van Amsterdam. Hoe dat samengaat is mij trouwens een raadsel. Pijnlijk was het dat de oude meesters zulke reclamepraatjes verkochten, en dat ook nog eens in nep-Oud-Hollandse zinssneden. Blijkbaar hadden ze allemaal dezelfde oubollige tekstschrijver opgedrongen gekregen.
Langzaam begon ik te begrijpen waarom de musea en het Concertgebouw zo oorverdovend afwezig waren bij de feestelijke opening van hun plein. Kunst en cultuur wordt te elitair geacht voor zo´n evenement, dat zou het grote publiek niet aanspreken. Toch wilde het stadsdeel de musea er wel bij betrekken, daarom werd voor hun deur om beurten wat vuurwerk afgestoken. Het was vast een restje Oud-en-Nieuwvuurwerk dat VVD stadsdeelbestuurder Richard Ronteltap nog op zolder had gevonden. De aanwezige Chinezen moeten schuddebuikend door het museumgras hebben gerold. Tijd voor de musical-potpourri van Joop van den Ende. Over de catwalk schreden zijn artiesten in stemmig zwart doelloos op en neer, terwijl hun stemmen schril over het plein snerpten of ons zwoel in de onderbuik poogden te raken. Uit het publiek steeg gemor en boegeroep op. Slechts een enkeling bracht het op om te applaudiseren. Net goed, hadden ze maar in de amusementshallen van Aalsmeer moeten blijven met hun instantpassie.
Zo diep is Amsterdam dus gezonken: schaamteloos laat het Joop van den Ende, Albert Heijn, Holland Casino, zeven `toprestaurateurs´ uit Zuid en Oininio de opening van het nationale cultuurplein exploiteren. De musea en het Concertgebouw zijn buitenspel gezet en kijken vanaf de zijlijn naar de teloorgang van de Nederlandse cultuur.
Maar… wacht even, er was nog hoop in deze bange dagen. Voor de daadwerkelijke opening was Neerlands `topartiest´ Freek de Jonge van stal gehaald. Hij begon eens lekker tegen Joop van den Ende aan te schoppen. Dat mag hij aan zijn stand verplicht zijn, maar een beetje voorspelbaar wordt het wel. Daarna maakte hij een harde grap over de aardbeving in Turkije, om te laten zien dat hij dat genre nog beheerst. Verder had hij nog wat passages over het Museumplein uit Het Parool van zaterdag gejat, citeerde van zijn spiekbriefje wat uit een bouwrapport en las een sinterklaasgedichtje op dat hij ter ere van het Museumplein had gemaakt. Natuurlijk, het was satire, maar dat kan elke sinterklaasdichter wel beweren. Geen moment oversteeg hij het niveau van de goedheilig man. De volgende keer kunnen ze De Jonge gerust opnemen in de naamloze rij Van den Ende-artiesten.