Het groene geluidsscherm is bezig aan een ware zegetocht. Niet vreemd, want het slaat vier vliegen in één klap: het dempt geluid, voorkomt graffiti, filtert fijnstof en oogt nog natuurlijk ook. Helaas wordt bijna overal klimop gebruikt, zodat heel Gelderland er vanaf de weg eender uit gaat zien, of je nu door het Rivierenland, de Achterhoek of de Veluwe rijdt.
Mensen verwachten wonderen van een geluidsscherm, zuchten de wegenbouwers. Ze verwachten stilte, eindelijk stilte. Maar helaas, achter hun splinternieuwe wanden spitsen ze de oren… en horen nog steeds het razen van de auto’s, die constante ruis in hun leven. Een geluidsscherm is een geluidbeperkende constructie, maar dat dringt pas tot mensen door als het scherm geplaatst is en dan is de teleurstelling groot. Want er mag nog altijd maximaal vijftig decibel aan geluidssterkte op de gevel komen: het geluid van een ruisende zee. Maar wie zich jaren schrap heeft gezet tegen al dat geluid, zal dat misschien niet zo ervaren, zeker aanvankelijk niet. Inmiddels zouden mensen beter kunnen weten. Wie wil ondergaan hoe al die decibellen in de oren klinken, kan op de website Innovatieprogramma Geluid de verschillen beluisteren en zijn verwachtingen tot een realistisch niveau terugschroeven.
Golden geluidwerende schermen aanvankelijk als wegmeubilair, inmiddels krijgen ze steeds meer de status van civiel kunstwerk. Technisch komt er in elk geval heel wat bij kijken, aan regelgeving eveneens. Sinds 2004 eisen Europese regels, waarmee de Wet geluidhinder is aangevuld, dat provincies geluidsbelastingskaarten maken. In 2007 moeten die kaarten voor 120 kilometer, dat is tien procent van de provinciale weglengte, worden gemaakt. Op basis daarvan moeten er actieplannen voor de knelpunten komen – dat zijn de plekken waar de norm wordt overschreden.
Schermen hebben letterlijk twee kanten: aan de achterkant moet de bewóner tevreden worden gesteld en aan de voorkant de forenzende automobilist – vaak is dat de bewoner die op weg is naar huis. En die twee bijten elkaar, want wie rijdt er nu graag kilometerslang langs een wand, elke dag weer. Een automobilist wil ruimte, een mooi uitzicht. Om hem tegemoet te komen worden er dus steeds vaker groene schermen gebouwd. Want groen is natuur, en natuur is mooi, met groen onttrekken we het noodzakelijk kwaad aan onze blik. Functioneel groen heet het dan ook wel. De voorbijrazende automobilist ziet in zijn ooghoeken natuur en is tevreden, hij neemt de afslag naar zijn huis en als hij zijn straat in rijdt, waant hij zich in een groene oase, want ook de achterkant van het scherm is met groen bedekt. Leve de groene schermen, een oer-Hollands compromis. De prijs: het landschap waarin hij woont, ziet hij amper meer.
Van de Gelderse geluidsschermen is ruim driekwart groen: dat kan een met gras begroeide aarden wal zijn, een scherm met groene klimmers of een combinatie. Inmiddels zijn die groene schermen er in allerlei uitvoeringen. Beton versierd met groene klimmers, hout met groene klimmers, groene klimmers op een voedingssubstraat.
In het verleden zijn er in Gelderland en elders nogal wat groene schermen mislukt, zoals de grondwallen met wilgentenen erop. Die sloegen niet aan, wilgen moeten namelijk nat staan en op een wal is het begrijpelijkerwijze droog. Bruidssluiers zie je ook nog steeds, in de winter kruipen die als kale ragebollen over de schermen, dor en doods en wanordelijk. Dat is niet de natuur die de passant of bewoner wil, dus tellen ze eigenlijk alleen van de lente tot de herfst mee als groen scherm. De veiligste keuze is hedera oftewel klimop. Die is winterhard, altijd groen, niet kapot te krijgen. Dat komt de wegenbouwers en -onderhouders goed uit. Want groen mag dan mooi zijn, het heeft één nadeel: het leeft, het groeit, het woekert en vergt heel wat onderhoud. Op de ingeplante schermen moet onkruid worden gewied en alle schermen moeten een à twee keer per jaar gesnoeid worden. Maar daar staat tegenover dat groene schermen ‘hoog vandaalbestendig’ zijn en een einde maken aan de graffitiplaag langs de wegen.
Uiteenlopende fabrikanten hebben zich op de groene geluidwerende schermen gestort. Zo is er de Kokowall, twee rijen kokers omwikkeld met kokosvezels, en een geluidisolerende plaat ertussen, ‘een muur van natuur’. Op plaatjes is de Kokowall zonder uitzondering begroeid met hedera hibernica, incidenteel gecombineerd met wilde wingerd. De Kokowall dempt het geluid met zesendertig decibel. Of neem de RockDelta Green, een geluidsscherm van steenwol dat tussen twee staalmatten is gevat, planten kunnen in de grond worden gezet of in het scherm. In het laatste geval is een ‘watergeefinstallatie’ ingebouwd. Ook de RockDelta is geschikt voor allerlei klim- en slingerplanten. Dan is er de Greenwall, die zo’n laag zwaartepunt heeft, dat fundering overbodig is, in de groene wal groeit… hedera. En dat is nog maar een greep.
Pionier van de groene schermen is Mostert De Winter, onderdeel van aannemer BAM. Behalve schermen van stalen golfplaten die vanaf de grond met groen worden beplant, is er het paradepaardje, de MW Soundkiller, die een geluidwering tot vijfendertig decibel kan halen, voornamelijk door geluidabsorptie. Tussen bouwstaalmatten met gaasdoek komt grondsubstraat. De mazen in de matten zijn tien bij tien centimeter, per vierkante meter worden acht plantjes gepoot. De Soundkiller bevat een watergeefsysteem met een tijdklok. De plantensoort, het wordt eentonig: hedera. In twee, drie jaar is de Soundkiller volgroeid. Dan ziet hij eruit als een haag. ‘Zet er een boom voor en je hebt een driedimensionaal natuurbeeld,’ zo prijst de vertegenwoordiger van Mostert De Winter zijn schermen aan.
Het grootste bezwaar van de groene geluidsschermen is de uniformiteit. De ondergrond en constructie mogen verschillen, wat je ziet, de begroeiing, is klimop, klimop en nog eens klimop en, goed, soms veldesdoorn. Om de alleenheerschappij van de hedera te verbloemen worden in het begin nog wel accenten gezet met wilde roos, clematis, verfbrem, kamperfoelie en wilde wingerd, maar dat duurt maar even: de meesterklimmer overwoekert die allemaal moeiteloos.
Is er dan niets anders te verzinnen? Er zijn toch voorbeelden van avontuurlijker groene wanden? Neem de gevels van het Sportplaza Mercator in Amsterdam-West, ontwikkeld door Copijn Utrecht, tuin- en landschapsarchitecten. De Wonderwall bestaat uit maar liefst tachtig plantensoorten en wordt ook wel een verticale tuin genoemd. Maar de geveltuinspecialist van Copijn boort alle hoop snel de grond in: de Wonderwall heeft te veel zorg en aandacht nodig, dat kun je niet aan de Rijkswaterstaat, provincie of gemeente overlaten. En als een specialist als Copijn het onderhoud zelf doet, wordt het veel te duur. In de ontwikkeling van groene geluidsschermen ziet hij geen brood. Wel werkt hij eraan om de Wonderwall in te zetten als fijnstoffilter.
Fijnstof, natuurlijk, hét hete milieuhangijzer van de laatste jaren. Over de oorzaken, ernst en bestrijding ervan wordt nog flink geredetwist. Sinds kort doet Rijkswaterstaat bij Putten op de Veluwe proeven met geluidsschermen en fijnstoffiltering. En wat is eleganter dan milieuschade te lijf gaan met groen? Het fijnstof blijft aan de planten hangen, regent eraf, komt in de grond. De specialisten experimenteren al driftig, een nieuwe toepassing betekent een nieuwe markt, met een beetje geluk hebben ze kilometers en kilometers nieuwe groene schermen in het vooruitzicht. Driemaal raden welke planten geschikt blijken te zijn. Juist.
Straks staan overal los in het Gelderse land groene klimopwanden ter bestrijding van geluid en fijnstof. Daarvoor moet alles wijken, tot we merken dat de horizon ernstig vervuild is geraakt en de eigenheid van het landschap van het Rivierenland, de Achterhoek, de Veluwe is aangetast. Het duurt niet lang meer voor we vrij naar Bloem kunnen zeggen: