Het boek dat je uit het karton pakt verraadt bij eerste aanblik niets. Het is een hardcover van donkergroen linnen zonder stofomslag. Pas bij tweede aanblik zie je de verdiepte hoofdletters, links drie onder elkaar H D E en rechts drie I D E . En pas als je drie keer van links naar rechts oversteekt lees je H I D D E N . Je draait het boek om. Achterop is een foto geplakt: een winters veld met een boom en het silhouet van een man met geweer, de loop schuin omhoog gericht, hij zet een kleine stap vooruit, verderop in de nevels een tweede jager met zijn loop omlaag gericht, en nog een boom, en een haag en daarachter – nog een man? Het is een leeg beeld, stil en eenzaam, ook als je beseft dat de mannen samen optrekken. Je stelt je voor hoe een schot de stilte verscheurt.
Op de eerste pagina’s blijft het boek donkergroen, maar nu met schaduwen van kaarsrechte strepen, het zijn lange dunne dennen, de bosgrond bolt, tussen de stammen schemert groen de lichtere nachthemel. Je zoekt de ondergrond af, zie je nu zwijnen of een bulterige bodem met mos en varens? Je slaagt er niet in te zien wat je ziet, alsof je in het donker op een kansel zit te turen tot je ogen pijn doen. Alleen, je weet dat er in het beeld geen beweging zal komen, dat je niet daarbuiten bent, al prikt de harsgeur bijna in je neus en voel je de vochtige lucht haast op je huid.
Heel Europa heeft fotograaf Michael Tummings tussen 2007 en 2012 doorkruist in zijn poging de jagers en hun landschap in beeld te vangen. Hij ging mee op jacht in Engeland, Schotland, Ierland, in Beieren, Oostenrijk en de voormalige DDR, in Roemenië, in Scandinavië en in Frankrijk en Andalusië. Achterin, tussen de teksten in het Engels en Duits, zie je Tummings zelf in actie, een man met bruine huidskleur en kroezige zwarte krullen, kind van Jamaicaanse immigranten, een halve eeuw geleden geboren in Londen, woonachtig in München, een buitenstaander, die met zijn camera als een antropoloog door de wereld trekt, op zoek naar wat mensen bindt. Zo volgde hij eerder zonsverduisteringsaanbidders en een nomadenstam in de Himalaya. En ook de Europese jagers vangt hij in zijn zoeker als waren ze een stam. De jacht beziet hij als ‘oudste vorm van menselijke onderwerping van de natuur’.
Toe maar, dacht ik, bij eerste keer doorbladeren, dit boek is wel heel chic uitgegeven, alles even zorgvuldig, kosten noch moeite zijn gespaard. Maar wat zie je nu eigenlijk? Geen oud geld, geen nieuw geld, maar gewone mannen die de kleuren van het landschap hebben aangenomen, die zitten, staan, lopen, alleen, met z’n tweeën, in rijen of groepjes. Vaak hebben ze een geweer bij zich, soms een hond, een enkeling een valk. Geen sensatie, niet inzoomen om de dampende vlucht, de blikkerende slagtanden, de zwoegende doodsstrijd meer dan levensecht op te dienen. Het werk van Tummings geeft zich pas langzaam, als je blijft bladeren, prijs.
Je keert terug naar de eerste pagina, een grijze lucht vult het beeld, rechtsonder helt een jager zijn romp achterover, zijn linkerhand, waarmee hij net de trekker heeft overgehaald, vlak voor zijn gezicht, de pezen van zijn rechterpols lopen onder zijn horlogebandje uit, de zwaai van zijn geweer is net tot stilstand gekomen. Jager én fotograaf gaan helemaal op in de laatste seconde van het schot. Of de prooi uit de lucht is gevallen of doorvliegt vertelt de foto niet.
Zijn werkwijze spiegelt die van zijn onderwerp, schrijft Tummings. Hij werkt met een logge 5 x 4 analoge camera, dat mag onhandig zijn, maar het dwingt hem ertoe geduld te hebben, het wezenlijke moment te vangen én te verbeelden, net zo weloverwogen en intuïtief als de jager dat doet met zijn schot. Beide werken vanuit opgelegde beperkingen – geen superzoom, geen automatisch geweer, geen kunstlicht – en precies dat leidt tot een indringende ervaring.
Je voelt het, als je het boek telkens weer oppakt, het raakt je, zo jaag je zelf ook: klein beweeg je je door het landschap, niet als heer en meester, niet met veel technisch vertoon maar overgeleverd aan herfst en winter, aan het wild, dat wel of niet opduikt en in een vloek en een zucht weer verdwijnt. Je wacht en wacht, woordeloos, zoals mensen altijd hebben gedaan. Het zijn gewone mensen, jagers, en ze zijn overal, ook al herken je ze in het dagelijks leven nauwelijks.
In het boek van Tummings bespied je ze in hun biotoop, onspectaculair, alsof ze zich ongezien wanen. Zij aan zij gaan ze het bospad op, de hond voor zich uit; een oude man zit op een krukje tussen bemoste zwerfstenen, de blik omlaag een dennenopstand in; één enkel meisje in de sneeuw, stevig houdt ze haar hand om de loop van haar geweer geklemd; langs een kaarsrechte sloot stappen twee linies in zichzelf verzonken voort; een drietal daalt zoekend een steile berghelling af; gehuld in regencapes zit een kring rond een kampvuur, ellebogen op de knieën, handen om de bekers, op de voorgrond wroetplekken in het gras.
Niet op elke foto staat een jager. Soms zie je alleen wat een jager ziet, zijn wereld, grijze berkenstammetjes op een heuvel bezaaid met dor loof en lichtvlekken, een bemoste stervende eik op een paars hoogpolig tapijt, Waldeinsamkeit, elke jager weet wat het is ook als hij het woord niet kent uit de Duitse Romantiek. Tussen hoge naaldbomen een roedel roodwild. Pas na lang bladeren valt me op dat er verder geen levend wild voorkomt, buit ook nauwelijks, twee jagers met fazanten, een hertenkop op met bloed bespatte plavuizen, tussen de leren broekspijpen van de jager door gefotografeerd. En over twee pagina’s trekt een sleepspoor helder rood bloed door sneeuw en loof, als een onthulling – dít is wat ze doen –, een schok, die me meteen een zucht van verlichting ontlokt: het doden en het bloed hebben de plaats gekregen die ze toekomt, de plaats van het ontzagwekkende, in het hart van het boek.
En misschien wel het ontroerendste beeld: op de voorlaatste pagina trekt een man met het geweer op zijn rug, zijn hoofd gebogen naar de bosgrond een witgrijs hert aan zijn rechter achterloper achter zich aan. In zichzelf gekeerd, naar huis, terug naar de bewoonde wereld.
Hidden, Michael Tummings, Kehrer Verlag, Heidelberg Berlijn, 2016, 112 pagina’s, 48 euro