Psycholoog / psychoanalytica in opleiding te Heemstede
Innerlijke kleerscheuren
`In de tien jaar dat ik nu de psychoanalytische opleiding doe, heeft de naoorlogse generatie analytici er steeds meer haar stempel op gedrukt´, zegt Marja Wille-Buurman (1955). `Daardoor hebben nieuwe inzichten een plaats gekregen.´
`De oudere generatie groeide op in een tijd dat gold: wat de meester zegt is waar. Dat ging niet alleen voor psychoanalytici op, dat was in de hele maatschappij zo. Wij zijn totaal anders opgegroeid dan onze ouders. Moet je voorstellen, onze grootouders kwamen nog uit de vorige eeuw, net als Freud.´
Begin jaren tachtig studeerde Marja Wille-Buurman af als klinisch psycholoog. Aansluitend deed ze de opleidingen psychotherapie en groepstherapie en werkte zeven jaar in de psychiatrie. `Maar ik had behoefte aan een uitgebreider theoretisch kader voor de vragen: hoe zitten mensen in elkaar en hoe kun je ze behandelen. Toen ik meer lucht en kennis van de psychoanalyse kreeg, vond ik dat die me het meest bagage bood.´ In 1986 ging ze in leeranalyse en ze deed de vijfjarige theoretische opleiding. `Het was hard werken: ik wilde alles binnen hebben voordat ik kinderen kreeg. Dat is gelukt, ik had m´n schaapjes op het droge: twee therapeutische opleidingen, ervaring in de psychiatrie en de start van de psychoanalytische opleiding.´ Inmiddels heeft ze twee kinderen en doet ze twee analyses onder supervisie. Pas als ze drie analyses heeft afgerond is ze klaar. `Ik smeer het uit om een goed evenwicht te houden tussen werk en moederschap. Ik heb er jaren voor nodig gehad om te zeggen: ik doe gewoon niet meer dan dít.´ Ze is getrouwd met een psychoanalyticus. `Dat zie je wel meer. Je deelt een bepaalde alertheid en nieuwsgierigheid, een verwondering over dingen. Dat is misschien ook wat je in elkaar aantrekt. En verder: mensen die dit vak kiezen komen nogal eens uit een nest dat niet het gelukkigste van de wereld is en dat heeft hen nieuwsgierig gemaakt naar de achtergrond van psychische problemen. Een collega zei eens: “Als ik in een normaal gezin was opgegroeid, was ik nooit psychoanalyticus geworden.” Zo boud is het niet altijd, maar iets ervan is waar, ook voor mij.´
Een sterk pluspunt van analytici is dat ze zelf in analyse zijn geweest: `Als je je eigen conflicten niet oplost, als je je eigen gevoelens niet kent, dan kun je niet iemand anders helpen om contact te krijgen met zijn gevoelens. Door een geslaagde analyse word je vrijer in denken, voelen en fantaseren. In aanleg blijf je dezelfde persoon, alleen doe je iets aan de belemmeringen die je in jezelf hebt ingebouwd. Je krijg je geen hemelser leven, je gaat alleen meer voelen en je kunt je gevoelens beter verdragen, je kunt er zonder ernstige functiebeperkingen en vreselijke innerlijke kleerscheuren mee omgaan.´
Als bestuurslid van de vereniging van opleidingskandidaten heeft ze eraan meegewerkt om de opleiding te vernieuwen. `Het leuke van dit vakgebied is dat het zo in ontwikkeling is. De laatste decennia is bijvoorbeeld het denken over de psychoseksuele ontwikkeling van meisjes sterk veranderd. De oudere generatie analytici beperkt zich vooral tot de klassieke opvatting over penisnijd. Zo ook mijn eerste supervisor, zij is begin deze eeuw geboren. Dat wil niet zeggen dat ik niet ontzettend veel van haar heb geleerd, zij heeft mij de kneepjes van het vak bijgebracht. Die verschillen in generaties zijn ook goed, je leert erdoor relativeren, je leermeesters en jezelf zien als kinderen van een tijd.
`Het is niet zo dat het begrip penisnijd totaal betekenisloos is geworden. Als er iets misgaat met de ontdekking van het geslachtsverschil kan het idee “ik heb geen piemeltje” zich als een olievlek over een leven uitbreiden. Overigens kan dat bij jongens ook, maar dan is het “ik heb wel een piemeltje maar dat is niet goed”.
`Analytici van nu zien de beleving die kleine meisjes van zichzelf hebben als veel veelzijdiger bepaald. Het is ongelooflijk belangrijk dat het meisje door de moeder als volledig seksueel wezentje wordt gezien, dat ze verleidelijk mag zijn en lust mag beleven, voordat ze zich tot de vader richt. Die nieuwe inzichten geven een heel extra dimensie aan het begrijpen van vrouwelijke patiënten. Het is Freud erg nagedragen hoe hij over vrouwen dacht, maar hij heeft zelf al gezegd dat hij misschien de ontwikkeling van de vrouw niet helemaal begreep en dat hij dat overliet aan de mensen na hem.´ Er is niets mystieks aan psychoanalyse, het is ook geen wondermiddel. `Een ernstig gestoorde patiënt kun je niet analyseren, daar is geen sprake van. Hij is opgebouwd uit een heleboel bouwstenen en een fundament dat krakkemikkig is. Het blijft net overeind, maar je moet er niet een steentje uithalen, want dan wordt hij knallend psychotisch of suïcidaal. Als behandelaar moet je weten wat er kan gebeuren als iemands ik-sterkte niet voldoende is. Je moet weten waar je met je vingers vanaf moet blijven. Daarom is het heel goed dat psychoanalytici die geen arts of psychiater zijn een tijdje in de psychiatrie moeten werken.´
`Wanneer psychoanalyse wel kan helpen? Als je veel last van jezelf hebt, je ongelukkig voelt óf heel weinig voelt. Als je niet in staat bent een intieme relatie aan te gaan, telkens weer wegloopt of verlaten wordt. Als je symptomen vertoont, zoals voortdurende lichamelijke klachten, leerstoornissen, eetstoornissen of dwangmatig gedrag. Allemaal dingen die iemands leven ernstig kunnen beperken en die veel ziekteverzuim veroorzaken.´
De psychoanalyse wordt te weinig op haar merites beoordeeld, vindt Wille-Buurman. `Dat je eens per week met iemand praat is nog enigszins te verkopen, maar dat je zes jaar op de bank ligt en alles vertelt, ook wat in de dagelijkse omgang als vies, verkeerd en verboden wordt beleefd, dat schrikt veel mensen af. Verder wordt psychoanalyse afgedaan met het praktische argument dat het te duur is. Maar dat is heel betrekkelijk, want na een geslaagde analyse functioneren mensen over het algemeen beter in hun werk en als ouder. Dat kan de maatschappij uiteindelijk heel wat kosten besparen.´
Psychoanalytici moeten meer naar buiten treden, vindt Wille-Buurman. `Gelukkig raakt de nieuwe generatie analytici daarvan doordrongen. We moeten onze kennis en technieken breder inzetten. Laatst werd er op de school van mijn kinderen aandacht besteed aan pesten. Daaraan kunnen analytici inhoudelijk veel bijdragen. En ook bijvoorbeeld aan het werk van consultatiebureaus en medisch opvoedkundige bureaus. We moeten de buitenwereld meer van ons laten horen. Ook omdat de psychoanalyse een tegenhanger kan vormen voor al die oppervlakkige, geluk belovende boekjes die op de markt verschijnen.´