Van der Vennepark — Den Haag
Het is een mooie zonnige dag en het wemelt van de mensen in de Haagse Schilderswijk. Ik loop door de Van der Vennestraat die het rechthoekige stratenpatroon van de buurt dwars doorsnijdt. Halverwege maken de huizenblokken plaats voor een open driehoek. Een plein met bomen eromheen? Een stenig park? Op een muurtje langs een verhoogd grasveld zitten mannen in het zonnetje.
Een oude Turkse vrouw komt uit haar huis, schudt een zak brood leeg op het gras en verdwijnt weer naar binnen. Meeuwen cirkelen door de lucht. Later zie ik een affiche met een foto van een hoopje brood met ratten erop. Eronder in het Nederlands, Turks en Marokkaans: ‘Gooi geen brood buiten neer.’ Op de schuine hoek staat een speels gebouwtje dat nog het meest doet denken aan een strijkijzer op zijn kant. IJssalon Baris en een rijwielhandel delen de begane grond, erboven zijn twee woningen. Achter het gebouwtje duikt de parkeergarage onder de grond. Op de beklinkerde buitenrand van het park ziet het zwart van de mannen, jonge mannen in zwartleren jacks die in groepjes bij elkaar klonteren.
Drie oude Turkse mannen met bolle buiken zien me schrijven en houden me staande. Wat ik aan het doen ben? Ik leg uit. ‘Krant’ hoor ik de oudste tussen de Turkse woorden tegen de anderen zeggen. Ze knikken. Ik vraag hun ook iets maar ze lopen door. Een hindoestaanse man komt op me af. Hij heeft het tafereeltje gadegeslagen. ‘Ik heb al met negentien mensen geprobeerd een beetje te babbelen, maar het is me niet gelukt. Ik sta met iemand, stel me voor: “Ik ben uit Suriname,” maar ik krijg geen reactie. Het is toch treurig. Hier in de buurt is geen enkel park, dus je bent wel gedwongen hier te komen.’ Soms komt hij met zijn kleinkinderen, soms zit hij met andere hindoestanen bijeen op de meterslange natuurstenen bank. ‘Die stenen zijn warm, we zitten lekker in het zonnetje.’ Het Van der Vennepark trekt bussen vol architectuurliefhebbers van over de hele wereld. Want de Portugese architect Alvaro Siza is befaamd. En het gebouwtje op de hoek wordt liefkozend ‘het juweeltje van Siza’ genoemd. Siza ontwierp het park samen met Arjan Schipper van de gemeentelijke Dienst Groenvoorzieningen en Milieu-educatie. Vroeger stonden op deze plek woningen, vaag zijn de oude straten nog te herkennen in de vorm van het park. De Schilderswijk was zeer dicht bebouwd, aan parkeerplaatsen was groot gebrek en er was nauwelijks open ruimte. Dus werden tijdens de grootscheepse stadsvernieuwing in de jaren tachtig tweehonderd huizen gesloopt, ondergronds kwam een parkeergarage voor wijkbewoners en op het dak een park van 0,8 hectare.
Het park is een van de negen ontwerpen in het kader van het Haagse beleidsplan Licht op groen, een pleidooi voor heldere parken die de buurtidentiteit zouden versterken. ‘Anti-parken’ noemden critici ze al snel, want het waren zeer stedelijke, stenige parken met weinig groen. Het Van der Vennepark kwam er nog goed af: rondom staan hoge bomen, op het plein staan acht nieuwe prunussen. Maar struiken zijn er niet, want die zouden de ervaring van openheid teniet doen. Speeltoestellen waren er ook niet: het park mocht niet bezwijken onder een teveel aan functies. Inmiddels zijn er aan de rand van het plein toch een paar geplaatst voor de allerkleinsten.
En er is al meer veranderd. ‘De vijver met fontein is na vijf jaar klagen van bewonersorganisaties dichtgegooid,’ vertelt de Surinaamse parkeergaragebeheerder en fietsenmaker, die al bijna dertien in het Siza-gebouw zit. ‘Er lagen vuilniszakken in, vlees, vis, je begrijpt niet wat mensen er allemaal ingooien. Alleen de eerste zomer konden de kinderen er in baden.’ Ah, dát is dus dat rare halsbrekende plateau van trottoirtegels midden op het plein: de oude vijver.
De fietsenmaker zegt dat hij maar net kan rondkomen: ‘In een wijk waar veel buitenlanders wonen, wordt niet veel gefietst.’ Zijn vrouw verkoopt los snoepgoed. Het is een komen en gaan van kinderen met muntjes in hun hand geklemd.
Buiten zitten hun moeders op een muurtje bij de gedempte vijver. Wat ze van het park vinden? ‘Wij vinden niks, helemaal niks.’ Vervolgens barsten ze los. ‘Die mannen zijn het grootste probleem hier. Ze staren naar je, dat is tegen onze cultuur,’ zegt Selime Akkas Dag. ‘Het zijn vreemdelingen,’ beaamt Ayse Akbulut-Ulgen. ‘Ze liggen op het gras in de zon met de bovenkleren uit. Het is hier geen strand, het is hier voor moeders en kinderen.’ Selime: ‘Je voelt de ogen op je gericht. Dit is onze enige plek waar wij bij elkaar komen. Het is heel vervelend als je niet op je gemak naar buiten kan. We kunnen onze kinderen toch niet binnensluiten?’ Die jonge mannen zijn voornamelijk Bulgaren met een EU-visum, vals of niet. Ze hangen rond en wachten tot er een koppelbaas langskomt met werk. Dan gaan ze met bussen tegelijk weg. Soms treedt de politie op, maar telkens is er weer nieuwe aanvoer. En er is nog een probleem, zeggen de jonge Turkse moeders: er is niet genoeg plaats om te spelen. De kleintjes scharrelen rond op het plein tussen opgeschoten jongens die fanatiek aan het voetballen zijn en die ook nergens ander heen kunnen. Het verhoogde grasveld in de punt ligt er leeg bij, daar kun je niet voetballen, omdat de bal dan telkens de straat op rolt. Tussen de spelende kinderen door scheuren ook nog eens brommers dwars over het plein.
‘Kijk, daar komt Hans, onze wijkagent.’ Ayse wenkt hem naderbij. Hans Razenberg windt er geen doekjes om: ‘Het hele park is bijzonder beroerd ingericht, aan bewoners is niets gevraagd. Er moeten minimaal twee voetbalkooien komen, als je ziet hoeveel kinderen hier spelen.’ Vlakbij gaat er een hels gekrijs op. Een jongetje op een driewieler heeft een poeier van een doelschot tegen zijn hoofd gekregen. De voetballer moet van de wijkagent een ijsje voor het kind gaan kopen. Mokkend gehoorzaamt hij, het kleintje straalt.
De normen verschuiven, zegt Hans Razenberg. ‘Vroeger zat er hier een deal- en prostitutiezone. Toen was het: ik wil geen junk in mijn portiek en ik wil een fatsoenlijk huis.’ Ja, beamen de vrouwen, ze hebben mooie huizen gekregen. Nu is de veiligheid van hun kinderen het belangrijkst. De gemeente heeft toegezegd voor de zomer lage hekken te plaatsen, en meer speeltoestellen en zitplekken. ‘De architect wil niet dat het anders wordt,’ zegt Selime, ‘maar hij hoeft hier niet te wonen, zijn kinderen spelen hier niet.’