Een moeder die haar kind verlaat, het loodzware Duitse verleden – alles blijft doorwerken. Julia Franck (1970) won de Deutsche Buchpreis voor haar roman over de overerving van het (nood)lot. Die Mittagsfrau nu vertaald als De middagvrouw.
De sleutelgebeurtenis voor Die Mittagsfrau ontleent Julia Franck aan de biografie van Jürgen Sehmisch, een zevenjarig jongetje dat in 1945 op de vlucht uit Stettin door zijn moeder alleen achter werd gelaten op een station. Ze zouden elkaar nooit meer zien. Dat jongetje was Julia Francks vader, die stierf toen zij zestien was en die altijd over zijn moeder is blijven zwijgen als het graf. Eind jaren negentig ging Franck (1970) op zoek naar de onbekende oma. Ze vond alleen nog een vier jaar oude overlijdensakte, verder kwam ze niets aan de weet.
Verlatingsangst
Julia Franck besloot de vrouw een verhaal te geven, ze wilde doordringen in het waarom: hoe kan het dat een moeder haar kind dumpt? Niet psychologiseren, stelde Franck zich als opdracht, geen verklaringen, geen aanklacht, geen vergoelijking. Dat comfort gunde ze zichzelf en de lezer niet, ze wilde alleen zichtbaar en voelbaar maken hoe een leven zou kunnen uitmonden in zo’n daad. Daarvoor ontwierp ze een familiegeschiedenis die begint in 1914, wanneer Helene zeven jaar oud is, en die eindigt in 1954, op de dag dat Peter zeventien wordt. Hij woont op een boerderij bij zijn oom en ineens heeft zijn moeder haar bezoek aangekondigd. Peter verstopt zich op de hooizolder en gluurt naar haar door een kier in de gevel. Hij kan haar niet vergeven, ‘dat lag helemaal niet in zijn macht’. Hij wist maar één ding: ‘Hij wilde haar zijn leven lang niet meer zien.’ Zo spant de boog zich terug naar Helene, die als kind door haar eigen moeder nooit was gezien, omdat het leven haar ‘blind van hart’ had geslagen.
De proloog en epiloog van Die Mittagsfrau zijn voor Peter, daartussenin leeft zijn moeder haar kinderjaren in de Sorbische landstreek Lausitz, haar jongemeisjesjaren samen met haar oudere zus in het dampende Berlijn van de jaren twintig en dertig en komt ze, na de dood van haar zielsverwant en eerste geliefde, als vrouw van een nazi-ingenieur in Stettin terecht. Haar zwijgen is haar dan al tot toevlucht gaan dienen. De ingenieur had haar een valse identiteit verschaft en zich daarmee, zo dacht hij, een onbeschreven ziel verworven. Wanneer dat een illusie blijkt, maakt hij zich in wrok uit de voeten. Alleen met haar zwangerschap en kind en haar werk als verpleegster groeit Helenes zwijgen. Dag en nacht beult ze zich af in het van oorlogsgewonden uitpuilende ziekenhuis, ondertussen laten de Russische overwinnaars haar niet ongemoeid, ook niet als Peter toekijkt. Naarmate zij verstart en zijn nabijheid nauwelijks nog verdraagt, klampt hij zich steeds meer aan haar vast – de verlatingsangst spat van het papier. Hij smeekt haar een liedje te zingen maar haar stembanden weigeren. Kort daarop pakt ze het ossenrode koffertje voor hem in waarmee zij uit de Lausitz naar Berlijn vertrok en laat hem achter in de trein met het adres van een onbekende oom.
Moed
Uiteindelijk spant de boog van het verhaal zich ook ver vooruit, buiten het boek, naar het leven van Julia Franck. Op haar beurt is zij door haar vader verlaten, of zoals ze het zelf in een radio-interview uitdrukte: in zekere zin heeft ze die vaderlijke lege plek overgeërfd.
Daarmee treft ze het hart van de afgelopen eeuw, die nog steeds doorwerkt in het heden: de Duitse kwetsuren en bijbehorende overlevingsstrategieën zijn in een of andere vorm overgeërfd. Dat laat zich niet verhelpen, ook niet met therapieën. Het is al heel wat als het lukt er beweging in te krijgen – en dat kan, volgens Franck, door verhalen te vertellen. Dat is ook het enige wat de Middagvrouw uit de Sorbische sage eist als zij rond het hete middaguur voor iemand opduikt: vertel een uur lang over het verwerken van vlas of je zult je hart verliezen, je verstand, en al je herinneringen.
Het vergt moed om als jonge schrijver in Duitsland terug te grijpen tot ver in de vorige eeuw. Want wie alleen maar grootouders in het Derde Rijk had, heeft nauwelijks recht van spreken. Die jaren zijn nog steeds stevig in handen van degenen die zelf slachtoffer waren en van de tweede generatie, die haar ouders en grootouders ter verantwoording riep. Tegelijkertijd zitten de thema’s ook de jongere generatie nog onder de huid. Al in haar vorige roman getuigde Franck daarvan. Kampvuur (2003), dat een autobiografischer oorsprong heeft dan Die Mittagsfrau, is ontleend aan het verblijf van Julia Franck in een vluchtelingenkamp in West-Berlijn, nadat ze in 1978 met haar (joodse) moeder en zusjes uit de DDR was ontkomen. Ze schiep een nieuwe claustrofobische romanwereld, waarin angst en verraad en de ervaring aan anderen uitgeleverd te zijn het dagelijks leven uitmaken. Ze zegt het allemaal niet met evenveel woorden en juist daardoor weet ze de lezer tot medeplichtige te maken, er is geen ontkomen aan. De roman was een verademing te midden van de korte luchtige verhalen die haar Duitse generatiegenoten over hun jeugdherinneringen aan de DDR schreven of over hun eigen gemoedsbewegingen in een wezenloze wereld.
Onschadelijk verleden
Met Die Mittagsfrau doet ze het weer, nu met een omvangrijkere thematiek. Franck is de derde prijswinnaar van de Deutsche Buchpreis – de nieuwe prijs van de Duitse boekhandelaars. De jury roemde Die Mittagsfrau voor zijn ‘talige indringendheid, verhalende kracht en psychologische intensiteit’. ‘Een roman voor lange gesprekken.’ De ontvangst in Duitsland is gemengd. Het is geen psychologische roman, geen historische, geen familieroman, geen vrouwenroman, maar wat is het dan? Het gaat niet over slachtoffers, niet over daders. Het gaat over (nood)lot en het doorgeven ervan. Van de weeromstuit vinden sommige critici het allemaal oude koek en veel recensies zinderen van morele geladenheid, zo niet verontwaardiging. Hoe kán een moeder zoiets doen? Over de vader geen woord, maar dit terzijde. En daarmee laat Franck, zelf moeder van twee kinderen, onbedoeld zien hoe salonfähig, hoe onschadelijk het verleden al is geworden. Duizenden (groot)moeders hebben hun kinderen verlaten, en nog erger. Om maar te zwijgen van wat de meeste (groot)vaders op hun geweten hebben en hebben geleden. Met Julia Franck is nu de generatie aan het woord die dat verleden op een eigen nieuwe manier verbeeldt. De Middagvrouw waart nog steeds in Duitsland rond.
Julia Franck, ‘De middagvrouw’, vertaald uit het Duits door Goverdien Hauth-Grubben, Wereldbibliotheek, 448 pagina’s, € 19,90.