Chloor drinken, in polsen snijden, kalmeringsmiddelen slikken. Migrantendochters plegen vaker zelfmoord en doen meer pogingen daartoe dan anderen. De rigide normen thuis zijn moeilijk te combineren met de westerse wereld buiten. Maar hulp zoeken is een vorm van verraad.
De hindoestaanse Sahida en Firosa hebben een nichtje van veertien dat al twee zelfmoordpogingen heeft gedaan. `Ik was heel boos op haar´, zegt Sahida. `Ze dacht: als ik gehoord wil worden moet ik iets drastisch doen. Ze wist hoeveel pillen ze moest nemen om nog net niet dood te gaan. Ik kon haar wel de nek omdraaien.´ Sahida wilde haar nichtje bij haar in huis nemen, maar het was zo slecht met haar gesteld dat ze acht maanden opgenomen werd. In die tijd is eraan gewerkt om haar te laten terugkeren naar haar moeder. `Haar moeder heeft zelf tien keer een zelfmoordpoging gedaan. De eerste vier keer ben ik er meteen heengerend, maar daarna ben ik daarmee gekapt. Nu is mijn nichtje weer thuis en confronteert ze haar moeder met haar eigen rotzooi. Ik weet wel dat het meisje daar nu veilig is, hoor. En ik heb tegen haar gezegd: “De eerstvolgende keer dat je zelfmoord wilt plegen: roep mij, ik help je en je wordt nooit meer wakker.”´
De drie hindoestaanse vrouwen van de sociaal culturele vrouwenvereniging Aasra, (`hoop´ in het hindoestaans) schrikken niet terug voor het thema zelfmoordpogingen, zelfbeschadiging, mishandeling. In buurthuis Bario in het Haagse Zuiderpark praat ik met ze: Annie Jahangir, begin vijftig, onderwijzeres en drijvende kracht achter Aasra, en Sahida en Firosa – vrijwilligsters, zussen, begin veertig, `geen achternaam in de krant´. Alledrie zijn ze een kleine dertig jaar geleden uit Suriname naar Nederland gekomen.
Vaak wordt religie als oorzaak van de problemen van opgroeiende allochtone meisjes aangewezen. Vooral de islam moet het de laatste tijd ontgelden. Voor Annie Jahangir is dat te simpel. Ze hoeft maar naar haar eigen gemeenschap te kijken, de Surinaams-hindoestaanse, die zowel uit hindoes als islamieten bestaat: de tradities en cultuur die hen binden zijn sterker dan het geloof dat hen scheidt. Maar het gaat nog verder: `Ik heb evenveel Turkse en Marokkaanse meisjes geholpen als hindoestaanse. Ook tussen hen vallen mij vooral de overeenkomsten op.´ Volgens Annie Jahangir maakt niet het geloof op zich het de meisjes zo moeilijk, de problemen zijn vooral een gevolg van migratie.
Begrippen als eer en maagdelijkheid spelen zowel in de islam als in het hindoeïsme een grote rol, maar de leefregels die uit religie voortkomen zijn niet zo vast als ze lijken: ze zijn afhankelijk van interpretatie. Ontheemde migranten klampen zich vaak vast aan de strikt traditionele uitleg van religieuze en culturele waarden. Het zijn dan ook, zo zegt Jahangir, vooral de geschiedenis van migratie en de slechte sociaal-economische positie van migranten die oorzaak zijn van de problemen; en in het verlengde daarvan de traditie, cultuur en godsdienst voor zover deze zich niet of nauwelijks hebben aangepast aan de veranderende omstandigheden. De jongeren van nu dragen de last van hun ouders en grootouders en het duurt minstens één generatie voordat de problemen gaan afnemen, denkt ze. Maar ze is er niet somber over, want ze voelt zich niet machteloos. Zij en de vrouwen om haar heen werken dagelijks aan de verheffing van migranten en hun kinderen. Van 1987 tot 1993 onderzocht de Haagse GGD zelfmoordpogingen bij jongeren in de stad. Vooral de Surinaamse vrouwen, in Den Haag bijna allemaal hindoestaans, scoorden hoog, in de leeftijd van 15 tot 45 jaar. Dan volgen de Turkse vrouwen tussen de 15 en 30 jaar, en de Marokkaanse tussen de 15 en 19. Dit valt te lezen in het boekje Aan de grenzen, suïcidaal gedrag onder allochtone meisjes en jonge vrouwen, een uitgave van het Bureau Public Health van de gemeente Den Haag, dat in september 2000 uitkwam.
Ze zien vaak geen uitweg meer, de opgroeiende dochters van de eerste generatie Turken, Marokkanen en Surinaamse hindoestanen. Veel vaker dan hun broers, vaker dan andere meisjes van hun leeftijd raken ze zo bekneld tussen de traditie van hun land van herkomst en het moderne westerse stadsleven, dat ze de hand aan zichzelf slaan.
En het is slechts een tipje van de sluier, want niet alleen zelfmoord en pogingen tot zelfmoord komen meer voor, maar ook zelfbeschadigend gedrag zonder de intentie er dood aan te gaan (parasuïcide) en het almaar denken over zelfmoord. Omdat ze zichzelf willen uitdoven, omdat ze hulp willen, gehoord willen worden, omdat ze bang zijn verstoten te worden, omdat ze een patstelling of een crisis in de familie willen doorbreken. Soms helpt een zelfmoordpoging een tijdje, de ouders zijn zich wezenloos geschrokken. Maar al snel ebt dat effect weer weg. Het leven van alle dagen, met alle zorgen krijgt weer de overhand.
Op een zwarte scholengemeenschap spreek ik een vertrouwenspersoon, `geen namen, geen stigmatisering, het is op andere scholen niet anders dan hier´. Ze laat de laatste maand de revue passeren. Mishandeling van moeders, mishandeling van kinderen, te vroeg verloren maagdenvlies, dronkenschap, familievetes, verstoting. Chloor drinken, in polsen snijden, de kalmeringsmiddelen van moeder achteroverslaan. Maar vaak begint het met buikpijn, hoofdpijn, ze komen met een vriendinnetje mee. `En hoe is het met jou?´vraagt de vertrouwenspersoon dan. Aarzelend komen de zorgen. Soms vindt ze een briefje in haar bureaula. Vaak gaat het terloops en tussen de bedrijven door, een vraagje, een opmerking, een blik. Gelukkig is de juf wit, dus wat ze haar toevertrouwen zal wel niet zo snel uitlekken. Maar praten blijft verraad, gebrek aan loyaliteit, de vuile was buiten hangen. Altijd informeert de vertrouwenspersoon naar tantes, zussen, mensen dichtbij, heeft de leerling al met hen gepraat? Ze probeert met moeders en vaders in contact te komen. Maar voorzichtig, het kind heeft de regie, ze brieft niets door. Ze maakt slechts één afspraak: zo lang je met mij praat kras je niet, snijd je niet, doe je geen zelfmoordpoging. Anders kan ze het niet, hen helpen, en dat weten de leerlingen, ze houden zich er wonderwel aan. Ze zijn vaak nog zo jong, zegt de vertrouwenpersoon, en dan die eenzaamheid, haar hart draait ervan om.Annie Jahangir zegt: `Die meisjes kunnen thuis hun verhaal niet kwijt. De ouders hebben vaak alleen lagere school en weten niet hoe een kind zich als tiener ontwikkelt, wat je kunt meemaken met puberdochters. Ineens doet ze haar kamerdeur dicht voor haar ouders, ze krijgt een briefje van een jongen uit haar klas, of staat in de spiegel naar haar eigen lichaam te kijken. Als een kind in de puberteit met zichzelf bezig is, leeft ze in een heel andere wereld. Dat wekt argwaan bij ouders. Hé, heeft ze een vriendje? Gebruikt ze verslavingsmiddelen? Ouders gaan negatief denken. Ze hebben een ideaal kind in hun hoofd, iedereen wil dat zijn kind een goede plek krijgt in de samenleving, ook al zit de moeder bij de rooie lichtjes. Veel mensen willen ook dat hun kinderen binnen hun eigen cultuur trouwen. Ik zeg altijd: laat ze toch zelf kiezen.´
De spagaat waarin migrantendochters leven herinnert veel westerse vrouwen aan hun eigen jeugd of aan die van hun moeders. Ook in de literatuur is het verzet van jonge vrouwen tegen de sociale en seksuele beperkingen die hen worden opgelegd een terugkerend thema. Lees er Thomas Mann op na: Tonio Buddenbrook trouwde onder grote druk van haar familie een oudere koopman van wie zij walgde. Als individu was zij ondergeschikt aan het wij van de familie. Of lees in Het donkere licht van Anton Coolen hoe een katholiek Brabants dorpsmeisje in de stad in de fabriek gaat werken, in conflict raakt met haar vader en bijna bezwijkt aan een abortus. Of korter geleden nog: Vreugde der wet van de schrijfster Pearl Abraham, waarin de hoofdpersoon zich ontworstelt aan haar orthodox-joodse familie.
De eer van de dochters is in vele culturen een angstig bezit. Ik hoef alleen maar aan mijn eigen jeugd te denken. Toen ik met mijn eerste serieuze vriendje thuiskwam, probeerde mijn katholieke – overigens academisch geschoolde – vader me machteloos in zijn gareel te krijgen: `Als je nu niet meteen gaat trouwen, betaal ik je bruiloft niet meer.´ Toen ik alleen op reis ging, noemde hij me in paniek een hoer. Pas na enkele jaren van verwijdering legde hij zich erbij neer dat ik mijn eigen leven had. Het merendeel van de naoorlogse Nederlandse jeugd heeft zich met heftige generatieconflicten losgemaakt van het kerk-werk-en-vaderland van hun ouders.
Was het toen al niet makkelijk, de migrantendochters van vandaag groeien in veel explosievere omstandigheden op, omdat hun ouders zich in de buitenwereld vaak niet thuis voelen en deze als vijandig ervaren. De generatie migranten die nooit in de stad en de moderne westerse samenleving is thuisgeraakt en die nog leeft in de oude hiërarchische verbanden, botst met haar kinderen. Migratie slaat mensen diepgaand uit het lood. Is het verwonderlijk dat in veel van de huidige migrantengemeenschappen en -families onrust, verwarring en ongeluk heersen?Veel migranten kinderen leven een gespleten leven, thuis en buitenwereld, dat geldt voor de meisjes helemaal, want hun eerbaarheid is altijd in het geding. Zij zijn familiebezit en het zijn de mannen in de familie die de macht hebben. De jaren waarin de meisjes vrouw worden zijn de riskantste jaren, de meeste ouders zijgen opgelucht achterover als de dochters getrouwd zijn. `In mijn straat´, vertelt Sahida, `zijn laatst twee Turkse meisjes van vijftien getrouwd. Voordat ze op het verkeerde pad zouden gaan, zeiden de ouders. Eentje is alweer gescheiden. “Juf”, zei ze tegen me, “ik kan er niks aan doen, mijn man dronk, sloeg me, in bed was het meer verkrachting dan iets anders.” Ze heeft een kind, ze is zo slim geweest om na haar scheiding alleen te gaan wonen en nu mag ze doen wat ze wil.´
Sahida: `Onder hindoestanen zijn nog steeds veel taboes, vooral meisjes zijn met heel veel schaamte opgegroeid. Al die nadruk op maagdelijkheid, ik word er spuugzat van. Mijn twee volwassen zoons heb ik ingeprent dat maagdelijkheid geen rol speelt, kijk naar het innerlijk van het meisje, zeg ik altijd, of dat schoon is.´
Annie Jahangir: `Seksuele voorlichting is taboe, er mag thuis niet over gesproken worden.´ Volgens haar is het vooral een kwestie van scholing. `Bij hoogopgeleide ouders gaat het veel beter, die zeggen niet tegen hun dochters dat ze moeten trouwen.´ Maar, zegt ze ook: `De aanpassing heeft generaties nodig.´ Ze heeft de indruk dat het bij de hindoestanen ietsje beter gaat dan bij Turken en Marokkanen. `Zij hebben het voordeel dat ze het Nederlands beheersen en geleidelijk worden ze iets liberaler, iets schappelijker.´ Firosa: `Bij ons in de buurt is het het moeilijkst om Marokkanen te bereiken, hun integratie gaat het moeilijkst.´ Annie Jahangir: `Wij proberen steeds om de sociale samenhang te verbeteren, vooral voor vrouwen en jongeren.´
Zo worden ze minder afhankelijk van hun eigen kleine kring. Firosa: `De gemeenschap, de familie oefent nog altijd een gigantische druk op ouders uit.´ En Sahida vertelt: `Mijn vader hield er niet van ons te slaan, maar mijn ooms keken erop toe dat hij het deed – en ik heb veel ooms gehad. De familie eiste het gewoon van hen, mijn vader en moeder waren niet zo, ze probeerden ons er stiekem doorheen te loodsen, ze waren fantastisch, God zegene hun ziel.´
Natuurlijk had je vroeger in Suriname ook sociale controle, maar, zeggen ze, hier zit je meer op elkaars lip. Sahida: `Ik denk dat de kinderen het hier nu veel moeilijker hebben dan wij in onze tienertijd in Suriname, ondanks alle begeleiding, projecten en aandacht die er voor hen is.´ Ze noemen de prestatiedwang, de verwachtingen, de tegenstrijdige eisen. Meisjes moeten zowel supersexy zijn als afstand houden en hun eer bewaren. Is het een wonder dat ze geen evenwicht kunnen vinden? Toen Sahida begin jaren tachtig ging scheiden en hulp nodig had is ze bewust niet naar haar ooms en tantes gegaan. `Ik wilde met hen breken, voelde alleen maar druk.´Veel allochtonen stappen nog liever naar een instantie, naar vreemden met hun problemen dan naar hun familie. Treurig is dat wel, vinden de vrouwen. `Ik praat liever met een naaste dan met een vreemde´, zegt Sahida. Zij en Firosa fungeren in brede kring al jaren als toevluchtsoord voor jongeren. Ze geven seksvoorlichting met video´s. `Als er eentje over praat, dan horen de anderen, die dat niet durven, het ook, en dan verandert er ook bij hen al iets.´ En Annie Jahangir begint al in groep 1 van de basisschool ook de ouders van haar kleuters op te voeden. `Dan vertel ik al over de ontwikkeling van een kind, over de puberteit. We leven in een tijdperk waarin we het met een ieder samen moeten doen, anders redden we het niet.´
`Als ik echt kwaad ben, voel ik geen pijn. Dat is heel eng´
`Ik weet eigenlijk nog steeds niet bij mezelf of ik niet meer wilde leven of er niet meer wilde zijn.´ Jasmine* staart voor zich uit. Ze heeft hoofdpijn, dat was het eerste wat ze bij binnenkomst zei: `Ik heb hoofdpijn.´ Zeventien is ze en ze zit op de havo. Lang, slank, hip gekleed, een donkere schone. Ze woont bij haar moeder, haar ouders zijn gescheiden en haar broer woont samen met een hindoestaanse vriendin. `Al heel lang hebben we geen contact meer met de familie, sinds ik tien, elf ben. Ik kan niet goed begrijpen waarom. Van jongs af aan had ik familie om me heen. En toen ineens niet meer.´
In de puberteit begon het te knagen. `Ik voelde me steeds eenzamer, ging aan mezelf twijfelen, vond mezelf niet mooi, had puistjes en dacht dat ik nooit een vriendje zou krijgen. Ik voelde me zo ongelukkig en depressief, ik wilde niet meer leven. Toen ging ik de eerste keer krassen, in m´n polsen.´ Het is bijna een jaar geleden. `Mijn moeder heeft heel veel dingen aan haar hoofd. Ze luistert wel, maar als hindoestaanse vrouw heeft ze niet veel in het leven meegemaakt, niet die dingen van het leven geleerd zoals jonge kinderen en meisjes nu. Ik heb wel eens geroepen: “Ma, help me dan!” maar ze weet niet wat ze moet doen. Ik geef haar daar niet de schuld van. Het is me toen gelukt mezelf er weer uit te trekken.´
`In juli voelde ik me weer top. Ik kreeg een vriendje en was blij dat ik iemand gevonden had. En toen heb ik de grootste fout van mijn leven gemaakt.´ Ze wringt haar lange dunne vingers in het lege plastic bekertje en gooit het eruit: `Die jongen wilde maar één ding en heeft dat ook gekregen. We lagen op bed en hij zette me een beetje onder druk. De tweede keer ging het beter, toen was het toch al gebeurd. In totaal is het drie keer gebeurd´, ze aarzelt, `vier keer.´ Daarna is het misgegaan. Ik zat er onwijs mee en hij werd heel onaardig. Ik voelde me zo slecht en vies. Ik kon niet meer bij hem weg, omdat ik ontmaagd was. Als iemand het weet word ik gezien als een hoer, daar ben ik zo bang voor.´ Je ziet het haar niet aan dat ze het zich zo aantrekt, ze lijkt helemaal een meisje van deze tijd, maar haar stem klinkt haastig, intens, indringend. Haar hele wezen, haar eer is in het geding. Die is in de hindoestaanse gemeenschap vastgesmeed aan haar maagdelijkheid. En die verliezen is dus ook een harde slag in het gezicht van haar vader en broer.
Kort daarna ontmoette ze een andere hindoestaanse jongen. `Hij kon wel begrijpen waar ik mee zat, maar hij wist niet wat hij moest zeggen. Hij zei: “Ik ben toch ook met iemand naar bed geweest.” Maar ik zei: “Bij jongens is het anders. Jongens kunnen doen en laten wat ze willen.” Hij deed of het niet gebeurd was. Ik zei: “Ik neem pillen in.”´
`Toen heb ik weer gekrast. Ik zat maar alleen thuis en gaf mezelf de schuld. Waarom heeft niemand me gewaarschuwd? Waarom moet mij dit gebeuren? Ik kon niet meer leven. Het kropte op. Ik liep naar beneden, de keuken in, deed de keukenla open en haalde het mes eruit. Het deed geen pijn, als ik echt kwaad ben, als ik het allemaal opkrop in mijn hoofd, dan voel ik geen pijn, dat is heel eng. Ik zag het wit in mijn pols, keek in de spiegel en toen gebeurde het ergste dat ik heb meegemaakt met mezelf. Alsof er iets op me gesprongen was, alsof er een andere persoon in me was. Het was heel eng, ik herkende mezelf niet meer. Maar een gedeelte in me bleef maar strijden, ik kon nog net de telefoon pakken en een vriendin bellen.´ Die was er in een mum van tijd, trillend. `Ze pakte me vast.´ Jasmines ogen staan nog steeds vol schrik, het is of het gisteren is gebeurd.
Ze was een tijdje met de tweede jongen, `dat was zo leuk, dat sloeg heel snel om in houden van. Op een avond had ik een topje aan, je zag best veel, maar hij sloeg toch heel gewoon zijn arm om me heen. En toen hoorde ik een maand geleden ineens dat hij weg was.´ Weer voelde ze zich vogelvrij: ontmaagd en zonder vriend. Gisteren, zo vertelt ze, was ze aan het chatten met een jongen die zijn neef bleek te zijn. Zonder dat hij wist wie zij was, hoorde ze hem uit. `Hij is uitgehuwelijkt, in Suriname.´ Gek genoeg klinkt ze opgelucht. `Hij heeft me niet gebruikt, het is toch echt iets geweest, maar het kon gewoon niet. Hij is moslim, ik hindoe.´
Maar de opluchting houdt geen stand. Niets kan ongedaan maken dat ze met haar eerste vriendje naar bed is geweest. Nee, nee, het is niet alleen dat ze bang is verstoten te worden. Ze vindt ook echt zelf dat een meisje maagd moet zijn. `Ik heb het gevoel dat ik mijn trots en alles weggegeven heb. Ik weet zeker dat een andere jongen het snel uit zou maken.´ Nu ze ontmaagd is, is ze makkelijk aan de kant te zetten. Bij Nederlandse jongens zou het anders zijn, maar daar valt ze niet op. `Ik wil iemand van mijn eigen cultuur.´
Ze is als de dood dat haar familie erachter komt. `Mijn moeder zou me eerst nooit meer aankijken, maar zij weet hoe het in mijn leven is geweest. Zij weet hoe eenzaam en verdrietig ik ben geweest en ze zou bijdraaien. Maar mijn vader zou me levend begraven, dat weet ik zeker. En als mijn broer erachter komt, dan vermoordt hij die jongen.´ Eigenlijk mag niemand het weten, toch heeft ze het wel een paar mensen verteld. Aan haar schoonzusje, `maar ik weet zeker dat die haar mond houdt. Zij weet zelf hoe het in elkaar zit.´ En ook aan een paar vriendinnen van school. `Die denken er net zo over als ik. Eentje is ook ontmaagd´, zegt ze en dan afgunstig, `maar die is nog met die jongen.´ Verder weet de vertrouwenspersoon op school het en een hulpverleenster bij wie ze een tijdje heeft gelopen.
Ze denkt er veel over of ze haar maagdenvlies zal laten herstellen. Ja, ze heeft gehoord dat dat in feite onzin is. `Maar het is voor mijn eigen idee, zodat ik mezelf kan wijsmaken dat ik nog maagd ben, zodat ik alles kan ontkennen. Ik kan er niet mee leren leven, dat weet ik zeker.´
Haar moeder stelt ze steeds gerust. `Ik zeg: “Ma, maak je nergens druk om.” Als ik zeg dat ik geen zin meer heb, begint ze te huilen. Ze vindt het heel erg dat ik maar alleen op mijn kamer zit en als ik buiten ben, belt ze me om de minuut op. Niemand kan er wat aan veranderen. Ik moet het zelf doen. Praten? Dat helpt gedeeltelijk, het lucht op om het niet allemaal in je hoofd te kroppen, maar voor je gevoel maakt het niet uit, dat blijft. Ik ben een zwart schaap, alles gaat fout in mijn leven.´
* Jasmine is een pseudoniem