Savelsbos
Ik ben verdwaald. Het moest er natuurlijk een keer van komen, maar ik zou er mijn goede naam om hebben verwed dat het me niet in het Savelsbos zou gebeuren, want daar kun je niet verdwalen. Het Savelsbos is veel te smal.
Als je naar links kijkt schemert op de meeste plekken het open veld door de bomen, als je naar rechts kijkt ook. Ongewild raak je steeds weer uit het bos, en staat oog in oog met Maastricht, een grote cementfabriek of hoge velden. Het Savelsbos is een langgerekte slinger op de oostelijke helling van het Maasdal. Dwars door het bos lopen grubben, oftewel droogdalen of hollewegen van het hoger gelegen land naar de Maas. Een helder patroon. Maar dat is nu net het misleidende.
Na een middag in het bos wil ik nog even bij een laatste kalksteengroeve kijken, dat kan nog net voor het donker wordt. Ik parkeer aan de bosrand, laat mijn tas in de auto en loop snel het pad in, de helling op, van west naar oost, bovenlangs een grub, een bocht om, weer een grub.
Ineens weet ik niet meer of het de horizontale hoofdgrub is waar ik langsloop of een zijgrub. Bij een op borsthoogte uitgeschoten stronk van een es doop ik bezwerend mijn vingers in het kuiltje water, hier in rooms Limburg lijkt het meteen een wijwatervat. Ik loop naar het licht, kom bij een weiland en een maisstoppelveld. Als ik daardoor terugloop, moet ik weer bij de auto komen. Een ree springt weg en verdwijnt het bos in, een weiland verder moet ik de koeienvlaaien omzeilen, nog een weiland verder de koeien zelf. Ben ik op de heenweg echt zo ver gelopen?
Luister nou eens goed, maan ik mezelf, luister naar het geluid van de A2 dat je de hele middag probeerde te verdringen: het komt van links. En het zou van rechts moeten komen. Dan zie ik groot en oranje de maan opkomen op de verkeerde plek aan de horizon. Ik zit honderdtachtig graden verkeerd. Hoe is het mogelijk. In mijn poging de wereld weer goedom te zetten begint het me enigszins te duizelen, mijn evenwichtsorganen protesteren. Ogen dicht en omdraaien die kaart in mijn hoofd.
Wie verdwaald is moet dezelfde weg teruglopen, weet ik. Braaf zet ik de pas erin. In het bos is het inmiddels donker. Ik struikel over takken en stammen, want het Savelsbos wordt natuurlijk beheerd, het is zelfs een natuurreservaat. Hoewel, zo regelmatig dwars over het pad, die zijn er neergelegd, om all terrain bikes uit het bos te weren. De hele middag heb ik al geen mens gezien, de regen kwam in woeste buien, maar in het duister is het toch nóg verlatener in het bos. Dan zie ik een zee van natriumlicht. Gronsveld, de A2, de bewoonde wereld. Lichte teleurstelling welt in me op. Nu is het alleen nog een kwestie van doorlopen.
Ik had natuurlijk ook de gekleurde paaltjes kunnen volgen, maar die zijn dungezaaid in het Savelsbos, bovendien ben ik daarvoor te eigenwijs. En had ik ’s middags juist niet gejubeld dat er nauwelijks borden en richtingwijzers waren? Een verademing. Niet die dreiging van leermomenten achter elke boom, niet die permanente educatie opgedrongen door VVV of natuurbeschermers. Hier sta je plotseling voor een kalksteengroeve waar Maria zo zou kunnen verschijnen, uit het mergel steken scherpe vuursteenknollen. Even verder schermt een hoge afrastering een vervaarlijk diep gat in de grond af. Geen bord met uitleg, verzin zelf maar wat het is, of doe moeite en kijk in de boekjes. Het blijkt de Henkeput te zijn, een met klimop beklede trechter die kaarsrecht de grond in verdwijnt en in een groeve uitkomt.Nog verder kom ik ineens op een plateau, wat vreemd is in een hellingbos. In de rotswand zitten twee deuren. Als je goed kijkt zie je dat op een betonnen zuiltje een bronzen plaatje zit dat de instanties vermeldt die zich om de prehistorische vuursteenmijn bekommeren. Hier was dus het Grand Atelier, waar zo’n vijfduizend jaar geleden miljoenen kilo’s vuursteen zijn gedolven, via schachten van wel zestien meter diep. Ter plekke werden hakken en bijlen gemaakt.
Onder het bos gaat een hele wereld schuil: behalve de onderwereld van de vuursteennijverheid uit de Nieuwe Steentijd zijn er knekelbergen uit de Bronstijd – waarvan één grafheuvel is vrijgelegd, met een paadje eromheen, een voetgangersrotonde in het bos – en dan zijn er nog de mergelgroeven waar tot begin vorige eeuw kalksteen werd gewonnen.
Vroeger was het bos veel groter, aan de randen zie je hoe de boomgaarden, akkers en weilanden zijn opgerukt. Pas waar de hellingen echt steil worden, bleef het bos bewaard. Maar ook daar bezweek het sinds de Middeleeuwen bijna door overbeweiding en houtroof. Pas begin vorige eeuw werd het Savelsbos meer met rust gelaten, Staatsbosbeheer deed na de oorlog de rest.
Wetenswaardigheden zijn het. Maar het mooist is het toch om als een Klein Duimpje in de diepte van de grubben te lopen. De Schone Grub, de Scheggeldergrub en grubben-zonder-naam. Het zijn smalle kloven, ravijnen bijna, met enorme oude bomen erlangs. Woudreuzen kun je ze gerust noemen, hun bladerkronen beginnen pas op zo’n vijftien meter hoogte en reiken dan nog eens tien meter hoger. Om de stammen te omvatten zijn wel drie volwassenen nodig. Langs de bomen loopt een netwerk van aders omhoog, soms wel armdik en harig als zachte borstels. Ze zien er zo levenskrachtig en woekerend uit dat je je in de jungle waant. Ook zijn er zuilen van klimop, waaronder de boomstammen schuil gaan. Als ik het hoofd in de nek gooi zie ik pas wie de gastheer is; hoog tegen de lucht tekenen zich de blaadjes af van de berk of de beuk, de es, eik of esdoorn, de tamme kastanje of nog andere loofbomen.
Alleen als ik in de boekjes blader, dreig ik ontevreden te worden: je moet in het voorjaar in het Savelsbos zijn, dan is de bodem bezaaid met zeldzaamheden als de grote veldbies of het daslook, dat zich alleen in mei laat bewonderen. Ach wat, het is herfst en ik stuit op de mooiste uitgeschoten stobben die ik ooit zag, zomaar, zonder vermelding. Op een esdoornbodem tel ik vijfentwintig, merendeels boomdikke stammen. Ik wring me ertussendoor, sta in de boom, omringd door stammen, en nog is er ruimte over. Het Savelsbos mag dan wel een park zijn, schiet door me heen, met bankjes, picknickplaatsen en het gedreun van de snelweg, maar als je dat even vergeet is het net een oerwoud.