Zuidplaspolder
‘Wacht u op een visum?’ roept de jonge boer die een betonnen paal in het veen drijft. Een visum? Ik sta in het weiland op het diepste punt van Nederland en iemand vraagt me of ik op een visum wacht.
Eerst was ik al langs een asfaltvlakte met zeker duizend tweedehands vrachtwagens gelopen, niet echt een logische bestemming voor deze slappe veenbodem, zo’n loodzware last. De boer gebaart naar een schuurtje. Daar schudden we de regen van ons af. ‘Het consulaat van Tanzania zit hier,’ zegt hij. In het gebouw van Van Vliet Trucks Holland, zo blijkt.
Het laagste punt van Nederland ligt tussen de A20 en de spoorlijn Rotterdam-Utrecht, aan de Parallelweg Zuid bij Nieuwerkerk aan den IJssel. In de vier jaar dat de boer het land van Van Vliet onderhoudt, heeft hij er nog nooit iemand gezien die voor het laagste punt kwam. Bij de ingang heeft de autohandelaar heel slim een monument gezet in de vorm van een peilschaal, verder komen laagste-punt-toeristen niet.
De boer wijst op de golven in het weiland: ‘Er zitten hier heel veel wellen.’ Ze zijn ontstaan door de opwaartse druk van het grondwater. Ook de asfaltvlakte golft. ‘Nee,’ zegt de boer, ‘die is niet onderheid. Toen die parkeerplaats tien jaar geleden werd aangelegd, lag ie nog anderhalve meter boven het maaiveld, nu ligt ie bijna gelijk.’ Heien was natuurlijk beter geweest, bij het naastgelegen landgoed is zelfs de oprijlaan onderheid, zo vermeldt het bordje ‘te koop’.
Tot 1953 had de oude Van Vliet hier een boerderij, toen kwam hij in de autohandel terecht. Toevallig was zijn financieel adviseur tevens consul van Tanzania en hij trok met consulaat en al bij Van Vliet in. Toen minister Annemarie Jorritsma in 1995 dit punt in de Zuidplaspolder officieel tot laagste punt van Nederland uitriep was de onwaarschijnlijke combinatie compleet. En ook was het afgelopen met de andere zelfbenoemde laagste punten. De criteria van Rijkswaterstaat waren duidelijk: het moest een nagenoeg horizontaal gebied zijn van minstens een hectare, dat door mens en dier beloopbaar is. En dat is híer, op zes meter vierenzeventig onder NAP*.Vanaf de Parallelweg kijk ik over de Derde Tocht naar het zuiden. Aan het eind staat een stoer gebouw, dat is gemaal Abraham Kroes. Erachter rijst een strakke groene wand op waar een wit bestelautootje overheen rijdt. Dat is Schielands Hoge Zeedijk, vier meter boven NAP. Langs een wirwar van snelwegafslagen, rotondes, spoorwegovergangen en bruggen zoek ik mijn weg erheen.
Vanaf de Zeedijk ligt een betonnen brug over de Ringvaart naar het gemaal. Als ik de houten deur openduw sta ik boven in een enorme machinehal, de motoren stampen. Drie hoge ramen bieden uitzicht op de Derde Tocht in de diepte. Inktzwart komen de buien vanaf de Noordzee aangedreven, de zon zet de weilanden in hard lichtgevend groen, het water slaat tegen de ramen en, alsof het nog niet dramatisch genoeg is, licht een dubbele regenboog op. Ik daal de trappen af en vind onder in het gemaal bedrijfsvoerder Harry Berkouwer van het Hoogheemraadschap van Schieland. Ook bij droog weer werkt het gemaal zo’n vier uur per etmaal, vertelt hij. Vanaf sommige plekken in de polder wordt het water in wel vier trappen omhoog gemalen. Van slootje in sloot, in tocht, in Ringvaart, in Hollandsche IJssel. Abraham Kroes maalt het water zowel direct uit de polder als uit de Ringvaart omhoog. Trots zegt Berkouwer: ‘Dat is uniek.’
Hij komt aanzetten met een schoteltje uitgedroogde veenmosplantjes, een stuk turf en een spons, en hij gaat terug in de tijd. Het was goeie brandstof hier, dus werd het veen afgestoken en uitgebaggerd tot een plas ontstond, de Zuidplas. Die vormde een gevaar voor Schielands Hoge Zeedijk langs de Hollandsche IJssel. Berkouwer drukt de steel van een koffielepeltje in de spons, die op de doordrenkte veengrond lijkt, en laat zo zien hoe instabiel die bodem is. Het veen rond en onder de dijk zou zo kunnen wegspoelen. En dan zou de Noordzee via de IJssel een gebied onder water zetten van Hoek van Holland tot aan Gouda en Amsterdam.
De Zuidplaspolder was de eerste droogmakerij waarbij naast windmolens stoomgemalen werden ingezet. In 1839 viel hij droog. Maar nog steeds was het achterland niet veilig. In februari 1953 stond het water twintig centimeter onder de kruin van Schielands Hoge Zeedijk. Veilig werd het pas toen bij Capelle aan den IJssel in 1958 de Grendel van Holland gereed kwam, het eerste Deltawerk, een stormvloedkering die dichtgaat als de Hollandse IJssel twee meter twintig boven NAP staat. Dat gebeurt een paar keer per jaar. Met Berkouwer sta ik bij de hoge ramen naast de reuzenpeilschaal die hij zelf, ‘puur voor pr’, op ware hoogte heeft gebouwd. Ik kijk op de peilschaal omhoog naar drie meter boven NAP, wanneer ook de stormvloedkering in de Nieuwe Waterweg dichtgaat, ik kijk ruim zes meter de polderdiepte in, en het duizelt me.
Dijken verhogen en sloten verdiepen gaat moeilijk worden, zegt Berkouwer, ‘de grondslag raakt uit evenwicht’. Ondertussen zakt de polder nog steeds met zo’n centimeter per jaar. Er komt steeds meer druk op het gebied: grootschalige glastuinbouw, vervinexing. Waddinxveen en Gouda gaan uitbreiden in de polder. Maar ongestraft gaat dat allemaal niet. ‘De grond heeft een sponsfunctie,’ zegt Berkouwer, ‘als je die verandert, moet je elders voor waterberging zorgen.’
Ik rijd over de dijk naar de zuidoostpunt. Het is de mooiste plek van de Zuidplaspolder. In een weidse arcadische bocht overzie je de drie niveaus van het waterbeheersysteem in één oogopslag: vanaf Schielands Hoge Zeedijk kijk je neer op de lager gelegen strook boezemland, die wordt afgesloten door de Ringvaart, en daarachter ligt diep, groen en grazig de Zuidplaspolder. Daar is de stadsuitbreiding Westergouwe gepland. Weg landschappelijk schoon. En ondertussen vrezen de waterbeheerders dat de polderbewoners de voeten niet droog zullen houden.
* Inmiddels is het laagste punt al weer verder gezakt. Rijkswaterstaat heeft het op 1 januari 2005 officieel vastgesteld op 6,76 meter onder NAP.