Verzorgings- en verpleeghuizen zijn wit, tenminste, de bewoners. En toch wonen er veel oude migranten in Nederland. Alleen in de Randstad richt een enkel tehuis zich op oudere migranten. Zoals De Schildershoek in Den Haag, waar veel hindoestaanse ouderen wonen, of De Rustenburger in het Rotterdamse Delfshaven, waar afdeling 504 speciaal voor moslimouderen is. Afdeling 504 is nu ruim twee jaar open, maar is nog steeds niet vol.
Onder migranten geldt het als een schande om ouders in een tehuis te doen. Migrantenkinderen zorgen meestal zelf voor hun ouders. Maar in de snelle Nederlandse samenleving is dat vaak een zware belasting. Daarom zullen waarschijnlijk zoetjesaan meer oude migranten hun toevlucht moeten nemen tot verzorgings- en verpleeghuizen.
Geestelijk verzorgers van hindoes en moslims leken de aangewezen personen voor een gesprek over oudere migranten. Maar op zoek naar pandits en imams in tehuizen in Amsterdam, Rotterdam en Den Haag stuitte ik op een onverwacht probleem: ze zijn er niet. Zelfs in algemene ziekenhuizen blijkt slechts sporadisch een hindoestaanse of islamitische geestelijk verzorger te vinden. Terwijl daar aan hindoe- en moslimpatiënten geen gebrek is. En terwijl patiënten en bewoners van zorginstellingen recht op bijstand hebben van een geestelijk verzorger. Dit grondrecht ligt verankerd in de Kwaliteitswet Zorginstellingen. Maar voor hindoes en moslims is het nog vooral een papieren recht.Het probleem is dat pandits en imams vaak zijn opgeleid aan buitenlandse religieuze instellingen of bij een persoonlijk leermeester. Ook zijn ze vaak autodidact. Hun religieus leiderschap ontlenen ze vooral aan hun kennis van de heilige teksten en rituelen en aan hun gezag onder geloofsgenoten. Daardoor kunnen of durven Nederlandse zorginstellingen geen werkovereenkomst met hen aan te gaan. Geestelijk verzorgers moeten een erkende opleiding hebben gevolgd op universitair niveau. Maar die zijn er in Nederland nog niet. Ziedaar de patstelling.
Ook vrijwillige, informele, geestelijke bijstand, op oproepbasis of zelfs telefonisch komt niet echt op gang. Zo klaagt imam Osman Pakoz van de Amsterdamse Aya Sofya Moskee dat de contacten die de moskee met enkele ziekenhuizen heeft gelegd nog tot geen enkele vraag hebben geleid. `Terwijl ze zeggen dat ze met de moskee samen willen werken. En terwijl wij ze hebben gezegd: “Wij zijn vierentwintig uur per dag voor jullie open.”´
Uiteindelijk vind ik twee jonge geestelijk verzorgers die beide in een algemeen ziekenhuis en in de psychiatrie werken. Migranten, en vooral oudere migranten, die in Nederlandse zorginstellingen terechtkomen, voelen zich overgeleverd en verweesd, is hun ervaring. Ze begrijpen amper wat er gebeurt en krijgen hun problemen nauwelijks uitgelegd. Want hindoes en moslims gaan anders om met ziekte, lijden, aftakeling en dood dan westerse Nederlanders. Volgens pandit Attry Ramdhani en imam Adem Kose gaat er vooral veel mis in de communicatie en bejegening. En dat heeft veel te maken met een gebrek aan twee dingen: tijd en aandacht.
Pandit Attry Ramdhani
Hindoes ervaren gezondheid, ziekte, lijden, dood op een oosterse manier. Ze zoeken oorzaken en geen oplossingen, zegt pandit Attry Ramdhani (1967). `Hoe komt het dat ik lijd, waarom moet ik lijden? Vaak zoeken ze de oorzaak buiten zichzelf, of ze zien de ziekte als een vergelding voor een slechte daad uit het hiervoormaals.´ Niet zelden komt er ook zwarte magie aan te pas. `Dat is sterk aangewakkerd door contacten met andere culturen, zoals de creoolse. Het hindoeïsme in Nederland, zoals dat uit Suriname is gekomen, is vermengd met creoolse en islamitische invloeden´, zegt Ramdhani. Sinds acht jaar werkt hij als hindoe-geestelijk verzorger in Den Haag bij het psychomedisch centrum Parnassia en bij het Westeinde Ziekenhuis.
Hindoe-ouderen hechten erg aan rituelen, vertelt Attry Ramdhani. Ook omdat die de band met de hindoegemeenschap versterken. Ze vragen de pandit mantra´s te reciteren of mantra´s in water te blazen, waarna ze dat water opdrinken om zo het boze oog te weren. Of de pandit strijkt met een pauwenveer over het hele lichaam, van kruin tot teen onder het reciteren van mantra´s. Ook rituele wassingen zijn gebruikelijk en amuletten dragen. In Nederland heet het vaak bijgeloof, zegt Ramdhani, maar hij vindt volksgeloof een betere term.
Voor oude en zieke hindoes is het van groot belang dat ze veel bezoek ontvangen. Hoe massaler de bezoekers komen des te beter. Het is de tragiek van veel oudere hindoestanen in Nederland, zegt Ramdhani, dat ze leven in de overgang van een collectieve naar een individuele cultuur. Ze raken geïsoleerd, voelen zich eenzaam. Hun kinderen werken, kunnen soms een uurtje vrijmaken. Vroeger waren kinderen dé opvang voor ouders. Zelf hebben ze vaak nog voor hun ouders gezorgd. Ze leefden in een joint family system en in een sterke dorpsgemeenschap.
Attry Ramdhani werd pandit toen hij zestien was. Hij raakte geïnspireerd door de Indiase goeroe Bawra en ging bij hem in de leer. Ramdhani beschouwt zichzelf als een moderne hindoe, al heeft hij geen tradities of rituelen overboord gegooid. `Als pandit moet je iedere doelgroep kunnen bedienen´, zegt hij. `Je werkt zowel met religieuze als met culturele methoden.´ Hij trekt horoscopen en voert rituelen uit om kwade krachten te neutraliseren. Maar ook hanteert hij verklaringsmechanismen uit het hindoeïsme zelf, zoals de leer van reïncarnatie en karma (het bepaald zijn van iemands lot door de som van zijn daden in de verschillende existenties of incarnaties). Dit alles natuurlijk, zo benadrukt hij, met inachtneming van het biomedisch model. Met het hindoeïstische kastensysteem heeft Ramdhani altijd moeite gehad, zegt hij. `Ik wil het nooit weten. Ik geloof in de kwaliteit van elk individu. Je vraagt ook niet: “Zaad, ben jij van een appel- of een perenboom?” Je kijkt wat eruit komt. De potentie van de mens is belangrijker dan zijn kaste.´ Als iemand hem vraagt uit welke kaste hij zelf komt, heeft hij altijd een wedervraag paraat: `Van welke kaste wil je mij hebben?´
`Ik ben een echte Nederlandse hindoe´, zegt hij. Op zijn achtste emigreerde hij met zijn ouders van Suriname naar Nederland. `Ik ben heel erg besmet met Nederlandse normen zoals zelfbeschikkingsrecht, vrijheid van meningsuiting, emancipatie. Niet alle pandits zijn blij met mij´, weet hij, `omdat ik mensen ook mondiger en kritischer maak.´ Van oudsher hebben pandits veel gezag en de onderlinge machtsstrijd en de sociale controle zijn nog steeds niet gering. Sinds een jaar of drie bestaat er een koepelorganisatie, de HindoeRaad Nederland. Die probeert de verschillende stromingen binnen het hindoeïsme bijeen te houden en verzorgt ook de eerste officiële opleiding tot pandit. Attry Ramdhani is er docent hindoe-geestelijke verzorging.
Het hindoeïsme geldt meer als levensbeschouwing en levenswijze dan als religie. Het wordt sterk in rituele vormen beleefd, zegt Ramdhani, de regels voor rituelen zijn nauw omschreven en je ontkomt niet aan het collectief. Tegelijkertijd is de hindoeïstische filosofie ruim en open. Er zijn vele goden, die de verschillende gedaanten van één god of goddelijke kracht vormen. Een van de belangrijkste beginselen van het hindoeïsme is ahinsa ofwel mededogen, met iedere vorm van leven. Dat betekent dat je geen levend wezen pijn mag doen, ook jezelf niet. Met deze gedachte hangen ook de voedselvoorschriften samen. Gelovige hindoes proberen geen vlees, vis en eieren te eten.
Religieuze principes verschuiven door opname in een cultuur vaak van betekenis of komen zelfs in hun tegendeel te verkeren, zegt Ramdhani, wanneer ze als strenge norm worden aangewend. Zo kan het mooie principe ahinsa verworden tot onderworpenheid. En de reinheid die in religieuze zin geestelijke reinheid is, wordt in de cultuur lichamelijke reinheid en kan tenslotte ontaarden in smetvrees. Dat hindoes het gemakkelijker zouden hebben met de dood omdat ze in reïncarnatie geloven, denkt Ramdhani niet. `Bij het overlijden speelt gehechtheid een grote rol, het loslaten van je dierbaren is natuurlijk ook voor hindoes heel pijnlijk´, zegt hij. Bij ouderen gaat de reïncarnatiegedachte wel een grotere rol spelen. `Zeker met de dood voor ogen ga je meer geloven in je atman, het verborgen, onstoffelijke deel van je ziel´, zegt Ramdhani. `Op hun ziekbed ondervinden mensen dat ze niets meer kunnen veranderen aan wat ze vroeger hebben gedaan, aan hoe ze hebben geleefd.´
Dementie ziet het hindoeïsme als een teken dat iemands levenskracht aan het afnemen is. `De persoon heeft meer zorg nodig dan een normaal ziek persoon´, zegt Ramdhani. `Met je karma heeft dementie niets te maken, je kunt niet zeggen dat de oorzaak ligt bij slechte daden in het verleden.´
In de gezondheidszorg mist hij vooral aandacht voor het grote verhaal, de sociale genetica. Zo zijn hindoes behoorlijke binnenvetters, ze hebben veel psychosomatische klachten, zijn erg gericht op voedsel. Hindoes in Nederland lijden aan veel vormen van depressie en migraine. Dat zijn gevolgen van stress, spanning, onvermogen om om te gaan met de snelheid van de Nederlandse samenleving. De gelijktijdigheid tussen binnen- en buitenwereld is verstoord.
Nederlanders zijn nuchterder, ze accepteren hun ziekte eerder dan hindoes, vindt Ramdhani. `Ze denken: hoe moeten we nu verder? Hindoes blijven zich afvragen: waarom ik? Waarom overkomt mij dit? Ze zijn heel introvert, ze communiceren vanuit hun gevoelslaag en blijven bij de waarom-vraag stilstaan, terwijl Nederlanders zich afvragen: wat overkomt me en hoe nu verder?´
Dat heeft ook gevolgen voor hulpverleners. `Zij moeten hindoes vertraagd tegemoettreden, niet meteen overgaan op de wat-en- hoe-vragen, die zijn te confronterend en directief.´ De directe communicatie van Nederlandse hulpverleners ervaren hindoes vaak als schreeuwen, zegt Ramdhani. `Zeker ouderen, die vaak heel timide zijn en die zacht voor zich heen in hun binnenwereld leven, kunnen er enorm van schrikken: “O jee, ik word uitgekafferd.” En al die directe vragen werken als een kruisverhoor. Dus zeggen ze maar snel ja, terwijl ze eigenlijk nee bedoelen. En dan lees je in de boeken plompweg dat hindoes vaak ja zeggen als ze nee bedoelen. Maar hoe dat komt staat er niet bij. Een psycholoog die een oudere man rechtstreeks vraagt: “Voelt u zich eenzaam?” krijgt als antwoord geheid: nee. Die man kan wel over het thema eenzaamheid in zijn leven praten maar niet rechtstreeks over het gevoel.´ Ook iemand aankijken is voor hindoes vaak te direct en te streng, terwijl dat in Nederland juist geldt als een teken van respect voor de ander.
`Nederlanders praten vaak over hun gevoel, maar dan heel afgezwakt, gerationaliseerd en gerelativeerd. Ze communiceren met afgezwakte emoties. Hindoes praten meer vanuit een taalveld met geladen en beladen begrippen. Nederlanders vinden dat theatraal. Het is een botsing tussen nuchtere en passionele communicatie. Tussen die twee is geen resonantie, er zijn twee klanksoorten, dat geeft niet echt mooie muziek. Dat zie ik vaak gebeuren.´
Indirect communiceren betekent vaak dat mensen niet vanuit zichzelf maar vanuit een groep praten en metaforen gebruiken, zegt Ramdhani. `Zo zei iemand laatst tegen me: “Er liggen heel veel krokodillen in de sloot te slapen.” Daarmee bedoelde hij dat veel gevaren hem bedreigden.´
Kennis van het hindoeïsme is niet waar het aan schort onder hulpverleners, vindt Ramdhani. Het gaat niet om feitenkennis. Veel belangrijker is kennis en inzicht in de omgangsvormen en communicatiepatronen van hindoestanen. Hij komt met een voorbeeld: `Een man heeft Alzheimer, zijn oudste zoon is in gesprek met de arts. Die vraagt hem: “Hoe moet het nu verder met uw vader?” De zoon zegt: “U bent de arts, dat moet u bepalen.” “Nee, nee, nee”, zegt de arts afwerend, “daar moet uw vader ook zelf over beslissen.” De arts praat vanuit het zelfbeschikkingsrecht, de zoon vanuit rollencommunicatie: hij spreekt voor zijn vader omdat deze zelf zo ziek is en hij verwacht dat de arts vanuit zijn rol als medische autoriteit spreekt. Als de arts de bal vervolgens terugkaatst naar de zieke, raakt de communicatie verstoord. In dit ene geval liep het zo hoog op dat de familie de vader heeft meegenomen omdat ze de arts in zijn deskundigheid niet meer vertrouwde.´ Cross-talknoemt Ramdhani dat. Over de verschillen tussen de culturen is voldoende informatie beschikbaar, vindt Ramdhani, Maar je kunt nog zoveel leren en horen, het gaat erom of je het ook in praktijk kunt brengen. Daarvoor is sensitiviteit en empathie nodig, en daar ontbreekt het vaak aan. `Laat de ander zich op zijn gemak voelen´, zegt Ramdhani. Uiteindelijk draait het allemaal om aandacht en tijd, vindt hij. `Het kostbaarste dat je iemand kunt geven is je tijd.´
Imam Adem Kose
`In de islam kan ziekte verschillende interpretaties krijgen´, zegt imam Adem Kose (1976). `Het kan een beproeving zijn of een milde straf of een waarschuwing. Moslims zoeken in eerste instantie een medische oorzaak, ze gaan naar de dokter, ze denken niet alleen aan een bovennatuurlijke oorzaak. Maar ze weten dat uiteindelijk alles van Allah afkomstig is, ook de genezing.´ Ziekte kan een periode van zuivering inluiden. `Als je de ziekte met geduld doorleeft, is dat een hasanat, of goede daad. Al die pijn en kwelling worden omgezet in zegeningen, de zonden worden gezuiverd.´
Adem Kose is tien jaar geleden via gezinshereniging naar Nederland gekomen. Hij is deels in Turkije opgeleid, deels in Nederland. Hij werkte als godsdienstleraar tot het AMC in Amsterdam hem drie jaar geleden vroeg te onderzoeken of moslimpatiënten behoefte hadden aan geestelijke verzorging. Maar liefst 99 procent antwoordde positief. Kose kreeg een tijdelijke aanstelling als imam, tot 1 januari 2004. Inmiddels heeft hij bij het psychiatrisch centrum AMC/De Meren een vaste aanstelling voor twee dagen per week. Daarnaast volgt hij een tweejarige opleiding geestelijke verzorging aan de Vrije Universiteit van Amsterdam. Hij is aspirant-lid van de Vereniging van Geestelijk Verzorgers in Zorginstellingen (VGVZ), `dat heeft heel veel moeite gekost, de drempel is hoog, maar voor mijn baan op het AMC was het een vereiste dat ik lid zou zijn.´ Ook bij de afdeling geestelijke verzorging was Koses positie aanvankelijk niet gemakkelijk, zegt hij. `In het begin moest ik heel veel laten zien, ik werd voortdurend van alle kanten ondervraagd. Op een gegeven moment ben ik ontploft: “Het moet een keer genoeg zijn, er moet een tijd aanbreken dat jullie zeggen: Dit is Adem.” Nu is er een goede collegialiteit. Ik deel mijn kamer ook met een priester. Als dat geen integratie is.´ De aanwas van geestelijke verzorgers voor moslims gaat te traag, vindt Kose. Het aantal moslimpatiënten in zorginstellingen zal snel groeien, jong en oud, eerste en tweede generatie. Kose zou graag meer islamitische geestelijk verzorgers inschakelen, ook imames. Vooral vrouwen op gynaecologie en verloskunde spreken vaak liever met een vrouwelijke imam. Dat kan wat hem betreft op oproepbasis, en zelfs op vrijwillige basis. `Praten gaat goed, over integratie, over de multiculturele samenleving, maar als er iets moet gebeuren: obstakels, obstakels obstakels.´ Deels steekt hij de hand in eigen boezem: `Wij zijn niet goed georganiseerd. Het zou goed zijn als we een moslimkoepel hadden.´
De situatie waarin oudere moslims in Nederland verkeren baart hem zorgen. Het wordt in moslimkringen als onwenselijk beschouwd ouders naar het bejaardenhuis te sturen, zegt hij. `Het is de taak van iedere moslim om ouders op te nemen in zijn huis of om bijstand te verlenen. Maar onze kinderen groeien op met andere waarden´, zegt Kose. `De entourage is heel anders.´ Zelf zou hij het `een schokkende ervaring´ vinden als zijn toekomstige kinderen zouden zeggen: ga maar naar een bejaardenhuis. Kose is niet tégen verzorgingshuizen en verpleeghuizen, maar hij beschouwt ze als een noodzakelijk kwaad, voor uiterste nood, als er echt geen opvang is.
Hij citeert uit de koran, Soera Al-Israa (17), vers 23: Uw Heer heeft u bevolen, zeggende: “Aanbidt niemand anders dan Mij en betoont vriendelijkheid jegens de ouders. Indien één hunner bij u een hoge leeftijd bereikt of beiden doen dit, zeg dan nimmer tot hen `Foei” noch stoot hen af, doch spreek tot hen een welgevallig woord.” En vers 24: En wees teder voor hen in erbarming. En zeg: “Mijn Heer, ontferm u over hen daar zij mij opvoedden toen ik jong was.”
Voor moslims is dementie een teken van ouderdom, zegt Kose. Mensen die dementeren hoeven zich niet meer aan de religieuze verplichtingen te houden. Ze worden niet weggesloten, zijn nog steeds deel van de gemeenschap en om hen heen is heel veel mantelzorg. Soms vragen moslims zich af of dementie of een psychische aandoening bovennatuurlijke of biologische oorzaken heeft. `Er kán sprake zijn van djinn, geesten die we niet kunnen zien´, zegt Kose. `Het komt bijvoorbeeld voor dat iemand die geen Arabisch spreekt, die taal plotseling vloeiend spreekt. Dat heb ik wel eens meegemaakt. Of dat iemand stemmen hoort of beelden ziet. Ik ben wel een beetje huiverig om dat laatste aan djinn toe te schrijven, want medicijnen kunnen dat effect ook geven.´ Djinn kunnen zowel goede als kwade geesten zijn. Soms gaan mensen met een psychose naar een imam om te laten uitzoeken of er demonen in het spel zijn. De imam kan proberen ze met rituelen uit te drijven. `Je moet daarvoor veel kennis hebben´, zegt Kose. `Eén van mijn adviezen is altijd: als je naar zo´n imam gaat, ga dan naar iemand die geen geld vraagt, die het alleen voor Allah doet. Want sommigen zijn gewoon bedriegers. Maar ik weet ook dat voor bijna iedereen geldt: als je hoort dat je ongeneeslijk ziek bent, probeer je alles, zoek je je toevlucht tot alles om genezing te vinden.´
Uiteindelijk gaan mensen door de poort van het vergankelijke leven naar het eeuwige leven. Dat is hoe moslims de dood zien. Het is belangrijk je voor te bereiden op het oordeel. `We oogsten niet in deze wereld maar in het hiernamaals´, zegt Kose. `Mensen zijn bang en hoopvol tegelijk. Ze hopen dat het hen vergund is, door hun goede daden, naar het paradijs te gaan.´
In het ziekenhuis voelen moslims zich vaak uitgeleverd, zegt Adem Kose. De problemen beginnen al bij het bezoek. `Verpleegkundigen hebben er moeite mee dat moslims doorgaans zoveel bezoek krijgen. “De patiënt wordt te moe”, zegggen ze dan. `Maar als een moslimpatiënt geen bezoek krijgt, denkt hij: wat voor persoon ben ik nou? Ben ik zo slecht?´
Moslimpatiënten verkeren in voortdurende onzekerheid of islamitische regels niet met voeten worden getreden. Mag iemand eten tijdens de ramadan, zijn er geen alternatieven voor medicijnen die haraam zijn ofwel verboden, bijvoorbeeld omdat ze op basis van alcohol zijn gemaakt? Moslims blijven ermee zitten, ze vragen het personeel niet snel: ik wil een imam spreken. Terwijl een imam uitkomst kan bieden, de gelovigen kan geruststellen. Een dokter of verpleegkundige kan dat niet. Vaak is het eten niet eens halaal – in overeenstemming met de islamitische voedselvoorschriften – terwijl dat wel is toegezegd. Dat heeft alles met aandacht te maken, denkt Kose: in hoeverre besteed je aandacht aan andere culturen. `Vaak hebben moslims zelf geen idee wat hun rechten zijn. Natuurlijk, er zijn folders gedrukt, maar waar liggen die? Bovendien is onder oudere moslims veel analfabetisme.
Kose merkt ook dat er te weinig rekening wordt gehouden met de wens van moslimvrouwen om door een vrouw behandeld of verzorgd te worden. `Vaak krijgen ze dan te horen: “Tja, jullie wonen nu eenmaal in een westerse samenleving.” Maar er zijn ook niet-islamitische vrouwen die de wens uiten om door een vrouw geholpen te worden en dan heet dat ineens autonomie.´
Ook het stopzetten van de behandeling ervaren moslims dikwijls als een groot probleem. `Ze willen elke kans op genezing aangrijpen, alles tot de laatste druppel benutten, zodat degenen die achterblijven later niet denken: waarom heb ik niet meer gedaan?´ Daarbij is er veel angst voor euthanasie, want in de islam is euthanasie verboden. Ook morfine is daarom al verdacht. Elke gedachte aan euthanasie, actief of passief, roept volgens imam Kose angst op. Als daarmee niet zorgvuldig wordt omgegaan, lijden mensen op hun sterfbed onnodig veel pijn.
`Nederlanders snappen elkaar´, zegt Kose, `ze hebben dezelfde informatiementaliteit. In andere culturen heersen andere informatiemethoden.´ Slecht nieuws moet veel rustiger verteld worden: `Heel simpel, in kleine stapjes, niet in één keer, geef de tijd, anders krijg je geen medewerking. Soms hoor ik artsen tegen de patiënt of familie zeggen: “We gaan stoppen met de behandeling, het heeft geen zin meer.” Dan denk ik: Hoe durven jullie zo tegen hen te praten? Zijn jullie soms God? Waarom zeggen jullie niet: “We hebben al het mogelijke gedaan en laten het nu aan Allah over”?´
Steeds weer is het knelpunt bejegening, communicatie en tijd, constateert Adem Kose. Als hulpverlener moet je tijd nemen en patiënten ook daadwerkelijk tijd geven. Moslimpatiënten voelen zich vaak heel geïsoleerd en verloren in die vreemde wereld, tussen al die apparaten. Dan is het prettig als er iemand is die je kunt vertrouwen, iemand die je kan vertellen of je je islamitische plichten niet met voeten treedt, of je in dit geval wel een uitzondering mag maken. En natuurlijk, zegt Kose, is het heel prettig als je in je eigen taal kunt spreken, `zeker als het om emotionele dingen gaat, in je eigen taal heb je meer woorden.´ Dat is ook de reden dat hij voor Marokkaanse patiënten geregeld een Marokkaanse imam erbij haalt. Alle zorginstellingen zouden zo snel mogelijk over een imam moeten kunnen beschikken, vindt Kose. Zorg heeft niet alleen een medische kant, maar ook een geestelijke. Als instellingen daarvoor voldoende aandacht hebben zal het ziekteproces of de beleving ervan minder moeizaam verlopen. `Hoe meer de patiënten zich thuisvoelen des te beter is het voor hun gezondheid.´