Het was de graanschuur van Nederland en een communistisch bolwerk. Nu moet land plaatsmaken voor water, woningen en nieuwe natuur. Pauline de Bok trok door het Oldambt zoals het nog is en straks nooit meer zal zijn, mooi, idyllisch, karig en leeg.
Midden in het lege Oost-Groningse land komt een rood gevaarte langzaam te voorschijn uit de mist. Het lijkt net een buitenaardse rups die zijn bovenlijf omhoog richtte om over de A7 uit te kunnen kijken met zijn grote glazen oog. Op zijn voorhoofd staat in blauwe en witte letters BLAUWE STAD. De rups is het infocentrum van een groot landschapsproject. Hier wordt van acht vierkante kilometer landbouwland water gemaakt – het is nog nooit vertoond in Nederland. Aan het meer wordt vervolgens de Blauwe Stad gebouwd.
Het grauwe winterland tussen Winschoten, Midwolda, Oostwold, Finsterwolde en Beerta is al op veel plekken opengereten. Naast de geulen liggen bergen zwart veen dooraderd met wit zand, het zijn net reusachtige marmercakes. Oost-Groningen zal als een Phoenix uit zijn bekommerd bestaan herrijzen. Het kapitalisme van de eenentwintigste eeuw zal eindelijk ook hier in het Oldamt – dé voormalige graanschuur van Nederland en hét communistisch bolwerk – bewijzen dat klassenstrijd achterhaald is. Langs de rand van het gebied staat bij een boerderij nog een verbleekt bordje `De Blauwe Stad Nee!´ Twee mannen op scootmobiels kijken hoe een houtversnipperaar de bomen langs de Zuiderringdijk wegslikt. Ach, ze zijn er niet op tegen, maar het kost alleen maar geld. `Ik word er niet beter van.´
Het begon in 1990 met een wild plan van een Scheemdase architect en een ambtenaar bij het ministerie van Landbouw: zij wilden vanuit het Oldambt al het land dat onder zeeniveau ligt met water vol laten lopen, dat zou een meer van 30 vierkante kilometer opleveren, tot in Duitsland toe. Er zouden zeventig eilanden in komen, van een miljoen gulden per stuk.In de jarenlange strijd om het plan is er uiteindelijk driekwart van afgekalfd, maar dat deert de Blauwe Stadjers – zoals ik de voorstanders maar even noem – niet, ze spreken nog steeds van een megaproject. Vanaf de geboorte van het plan is gebouwd aan het verhaal, de mythe. En dat is zeker zo belangrijk als het grondwerk, de veertienhonderd koopwoningen, de nieuwe natuur. Draagvlak creëren, daar gaat het nu om, en daartoe wordt met man en macht aan het verhaal gebouwd, via de website en sinds half januari vanuit het infocentrum.
Een oprijlaan met rode lantaarns voert naar het gebouw. Ernaast ligt een smalle akker met ontluikende wintertarwe. Opvallend, want verder ligt het land braak zo ver het oog reikt. De akker behoort aan een boer die nog in zijn verzet volhardt. De laan heet Jaarfkelaan, naar een visionaire visser in het Dollardgebied, die ergens in de Middeleeuwen geleefd zou hebben. Hij zag water land worden en land water. Dat maakt hem tot profeet van de Blauwe Stad en daarmee heeft de mythe een prachtbegin.
In het raam bij de ingang staan blauwe laarzen met `blauwe stad´ en een peilschaal erop. Die zijn zeker voor de groepsrondleidingen? vraag ik communicatiemedewerkster Marie-Lou Gregoire. Maar nee, het is kunst. En die groepsrondleidingen spelen zich volledig binnen af, want buiten is alleen maar modder. Dus loop ik langs de panelen in de hal en naar boven, in de kop van de rups, waar je van vijftien meter hoogte het gebied overziet. Hier en daar hangen verrekijkers aan de sponningen. Gregoire komt uit Vlaanderen, het hoofd van de catering uit de Elzas, de receptioniste uit de Stad. `Niemand die hier werkt, komt van hier´, zegt de laatste. Werk voor de Oldamtsters, een van belangrijkste argumenten voor de Blauwe Stad, is nog een belofte.
Ik krijg een rode katoenen tas met het logo en daarin een rood plastic kijkertje, een kaart, drie folders en twee fotoboeken, getiteld Blauwe plekken. Het moeten er zeven worden, gefotografeerd door studenten van de Academie Minerva uit Groningen. Ik blader door de boeken en zie het Oldambt – mooi, idyllisch, karig, leeg – het Oldambt zoals het over een paar jaar niet meer zal zijn.Op de Groeveweg wandelt Jan Dokter met zijn peuterdochter. Hier komt een landtong in het meer om de strook hoogveen te bewaren. Vijftien jaar geleden is Dokter uit de stad hierheen gekomen, voor zestigduizend gulden kocht hij een veenhuisje. Volgend jaar heeft hij een enorme waterplas voor zijn deur en kort daarna is hij omgeven door mensen van elders. Hij kan zich er nog weinig bij voorstellen. Maar goed, hij had ook een overslagterrein of een standplaats van de luchtmobiele brigade voor zijn neus kunnen krijgen. Dan heeft hij liever bootjes. Maar toch, hij weet het niet, `ik strijd er nog mee. De soul is uit de streek.´
Afgelopen zomer, zo vertel hij, stond er nog een tentenkamp van de Verenigde Communistische Partij in het weiland, als een laatste stuiptrekking van de Koude Oorlog. `Blauwe Stad, zwarte gat´, `U betreedt nu het rampgebied.´ Die geluiden zijn overstemd door de marketingbeelden waarmee de Blauwe Stadjers de mythe optuigen. Zo kreeg het wegen- en fietspadenplan de naam `In de ban van de Ring´ en verwijst het spektakelstuk `De Blauwe Strijd´ naar vroeger. Het Oldambt is, zo zeggen de theatermakers, uiteindelijk niet het land geworden waar de revolutie uitbrak, maar waar een andere omwenteling plaatsvindt: van land water maken. Nu moet dat verhaal zichzelf eerst gaan verkopen. En daarom moeten we allemaal komen kijken.